R: Ik weet wat een driehoek is en wat een schets is
T1: Ik kan soorten driehoeken herkennen
T2: Ik kan een driehoek tekenen en met een
driehoeksmeting de positie van een schip of een
persoon bepalen
I: Ik kan beredeneren dat driehoeken minimaal twee
scherpe hoeken hebben
Slide 3 - Slide
Planning
Herhaling 1.3
Uitleg 1.4
Aan de slag (?)
Afsluiting
Slide 4 - Slide
1.3 Herhalen
Wat is een kijklijn?
" een Kijklijn is een lijn waarlangs je kijkt"
Wat is een kijkhoek en hoe meet je die?
Wat is een vierhoek?
Wat is een rechthoek?
Wat is een vierkant?
Aantekening
Slide 5 - Slide
Hoe kijk je kritisch na?
Andere kleur pen
Verbeteren
Later opnieuw maken
Slide 6 - Slide
1.4 driehoeken
Vlak figuur met Drie hoekpunten
Slide 7 - Slide
1.4 driehoeken
Vlak figuur met Drie hoekpunten
A, B en C zijn de hoekpunten
Slide 8 - Slide
1.4 driehoeken
Vlak figuur met Drie hoekpunten
A, B en C zijn de hoekpunten
AB, BC en AC zijn de zijden
Slide 9 - Slide
1.4 driehoeken
Vlak figuur met Drie hoekpunten
A, B en C zijn de hoekpunten
AB, BC en AC zijn de zijden
Driehoek ABC ΔABC
Slide 10 - Slide
1.4 driehoeken
Vlak figuur met Drie hoekpunten
A, B en C zijn de hoekpunten
AB, BC en AC zijn de zijden
Driehoek ABC ΔABC
180 graden
Slide 11 - Slide
Soorten driehoeken
Slide 12 - Slide
Soorten driehoeken
Scherphoekige driehoek: drie scherpe hoeken (kleiner dan 90º)
Slide 13 - Slide
Soorten driehoeken
Scherphoekige driehoek: drie scherpe hoeken (kleiner dan 90º)
Rechthoekige driehoek: één rechte hoek, 90º)
Slide 14 - Slide
Soorten driehoeken
Scherphoekige driehoek: drie scherpe hoeken (kleiner dan 90º)
Rechthoekige driehoek: één rechte hoek, 90º)
Stomphoekige driehoek: één stompe hoek (groter dan 90º)
Slide 15 - Slide
Gelijkbenige driehoek
Slide 16 - Slide
Gelijkbenige driehoek
Twee evenlange zijden -> benen
Slide 17 - Slide
Gelijkbenige driehoek
Twee evenlange zijden -> benen
De andere zijde heet de basis
Slide 18 - Slide
Gelijkbenige driehoek
Twee evenlange zijden -> benen
De andere zijde heet de basis
De aanliggende hoeken van de basis zijn even groot
Slide 19 - Slide
Gelijkbenige driehoek
Twee evenlange zijden -> benen
De andere zijde heet de basis
De aanliggende hoeken van de basis zijn even groot
Dezelfde hoeken geef je aan met bijvoorbeeld een stip
Slide 20 - Slide
Gelijkzijdige driehoek
Slide 21 - Slide
Gelijkzijdige driehoek
Drie evenlange zijden
Slide 22 - Slide
Gelijkzijdige driehoek
Drie evenlange zijden
Alle hoeken zijn 60º
Slide 23 - Slide
Driehoeken tekenen
Met één bekende zijde en de twee aanliggende hoeken
Slide 24 - Slide
Driehoeken tekenen
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1.
Met één bekende zijde en de twee aanliggende hoeken
Slide 25 - Slide
Driehoeken tekenen
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1. Teken het gegeven lijnstuk en zet de namen erbij
2.
Met één bekende zijde en de twee aanliggende hoeken
Slide 26 - Slide
Driehoeken tekenen
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1. Teken het gegeven lijnstuk en zet de namen erbij
2. Teken de aanliggende hoeken
3.
Met één bekende zijde en de twee aanliggende hoeken
Slide 27 - Slide
Driehoeken tekenen
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1. Teken het gegeven lijnstuk en zet de namen erbij
2. Teken de aanliggende hoeken
3. Zet de naam van het derde hoekpunt bij het snijpunt van de twee getekende benen
Voorbeeld:
Met één bekende zijde en de twee aanliggende hoeken
Slide 28 - Slide
Driehoeken tekenen
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1. Teken het gegeven lijnstuk en zet de namen erbij
2. Teken de aanliggende hoeken
3. Zet de naam van het derde hoekpunt bij het snijpunt van de twee getekende benen
Voorbeeld: Teken ΔABC met AB = 6cm, ∠A = 60º en ∠B =45º
Met één bekende zijde en de twee aanliggende hoeken
Slide 29 - Slide
Met één bekende hoek en de lengte van de aanliggende zijden
Driehoeken tekenen
Slide 30 - Slide
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1.
Met één bekende hoek en de lengtes van de aanliggende zijden
Driehoeken tekenen
Slide 31 - Slide
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1. Teken één van de gegeven lijnstukken en zet de namen erbij
2.
Met één bekende hoek en de lengtes van de aanliggende zijden
Driehoeken tekenen
Slide 32 - Slide
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1. Teken één van de gegeven lijnstukken en zet de namen erbij
2. Teken de gegeven hoek
3.
Met één bekende hoek en de lengtes van de aanliggende zijden
Driehoeken tekenen
Slide 33 - Slide
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1. Teken één van de gegeven lijnstukken en zet de namen erbij
2. Teken de gegeven hoek
3. Teken het derde hoekpunt op de gegeven afstand en zet de naam erbij
4.
Met één bekende hoek en de lengtes van de aanliggende zijden
Driehoeken tekenen
Slide 34 - Slide
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1. Teken één van de gegeven lijnstukken en zet de namen erbij
2. Teken de gegeven hoek
3. Teken het derde hoekpunt op de gegeven afstand en zet de naam erbij
4. Teken de laatste lijn
Voorbeeld:
Met één bekende hoek en de lengtes van de aanliggende zijden
Driehoeken tekenen
Slide 35 - Slide
0. Maak een schets en schrijf de gegevens op
1. Teken één van de gegeven lijnstukken en zet de namen erbij
2. Teken de gegeven hoek
3. Teken het derde hoekpunt op de gegeven afstand en zet de naam erbij
4. Teken de laatste lijn
Voorbeeld: Teken ΔABC met AB = 5cm, BC = 4 en ∠B =70º
Met één bekende hoek en de lengtes van de aanliggende zijden
Driehoeken tekenen
Slide 36 - Slide
Aan de slag
Maak: 65 t/m 68 + 70 + 71 + 73 t/m 75 + 78 t/m 80
Makkelijk? Maak ook 72 en 81
Denk aan het kritisch nakijken
Je gaat rustig aan het werk!
Heb je een vraag: Lees je aantekeningen door, lees de uitleg in het boek en/of overleg op fluistertoon met je buurman / buurvrouw vóór je je vinger opsteekt.
Let op! De opdrachten zijn je eigen verantwoordelijkheid.
Slide 37 - Slide
Leerdoelen behaalt?
R: Ik weet wat een driehoek is en wat een schets is
T1: Ik kan soorten driehoeken herkennen
T2: Ik kan een driehoek tekenen en met een
driehoeksmeting de positie van een schip of een
persoon bepalen
I: Ik kan beredeneren dat driehoeken minimaal twee