Plein M 2BBL - 1.3 Wat wordt de prijs?

1.3 Wat wordt de prijs?
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1.3 Wat wordt de prijs?

Slide 1 - Slide

Herhaling leerdoelen paragraaf 1.1
Aan het einde van de les:
- kun je uitleggen dat elk bedrijf in een bedrijfskolom voor toegevoegde waarde zorgt;
- weet je welke productiefactoren bedrijven gebruiken bij het produceren;
- weet je welk voordeel producenten en consumenten hebben van technologische ontwikkelingen;
- kun je uitleggen wat kosten van kapitaalgoederen zijn. 

Slide 2 - Slide

Herhaling leerdoelen les 1.2
Aan het einde van de les:
- ken je het verschil tussen afzet en omzet;
- kun je de omzet berekenen;
- kun je de brutowinst berekenen;
- weet je wat bedrijfskosten zijn en kun je er voorbeelden van geven;
- kun je de nettowinst berekenen. 

Slide 3 - Slide

Met welke formule bereken ik de omzet?
A
Afzet x Brutowinst
B
Afzet x Verkoopprijs
C
Nettowinst x Verkoopprijs
D
Omzet - Afzet

Slide 4 - Quiz

Met welke formule bereken je de brutowinst?
A
Omzet + btw
B
Omzet + brutowinst
C
Omzet - Inkoopwaarde
D
Bedrijfskosten : aantal medewerkers

Slide 5 - Quiz

Met welke formule bereken je de nettowinst?
A
brutowinst - bedrijfskosten
B
omzet - brutowinst
C
btw x bedrijfskosten
D
afzet x omzet

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen 1.3
Aan het einde van de paragraaf:
- kun je voor een winkelier een verkoopprijs berekenen;
- weet je waarom een winkelier de prijs niet te hoog of te laag moet maken;
- weet je wat btw is;
- kun je consumentenprijs berekenen.

Slide 7 - Slide

Waarom deze prijs?
Inkoopprijs: Prijs die jij betaald voor hetgeen dat je wil verkopen
Je maakt bedrijfskosten, die wil je indekken bij jouw nieuwe verkoopprijs. Dit noem je brutowinstopslag.
Met de inkoopprijs en brutowinstopslag kun je de verkoopprijs berekenen. 

Slide 8 - Slide

Om de verkoopprijs te berekenen gebruik je volgende formule
inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs

Sandromar bestelt een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen.
De inkoopprijs van een fiets is € 640. Je rekent met een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?

Stap 1 Bereken de brutowinstopslag.
45% van € 640 =
45 ÷ 100 × € 640 = 0,45 × € 640 = € 288
Stap 2 Tel de brutowinstopslag op bij de inkoopprijs.
De verkoopprijs wordt € 640 + € 288 = € 928



Slide 9 - Slide

Afzet
Het aantal producten dat je verkoopt.

Bahaa verkoopt op één dag 250 ijsjes. 

Wat is de afzet van Bahaa?

Slide 10 - Slide

Omzet
Het totale bedrag dat je ontvangt door de verkoop van je producten.

Hoe bereken ik de omzet?
Formule: Afzet x verkoopprijs = omzet

250 ijsjes van €1,50 per stuk = €375,-

Slide 11 - Slide

Brutowinst
Inkoopwaarde: het totaal wat je betaald voor de inkoop van goederen. 
Als je de inkoopwaarde van de omzet afhaalt houd je een bedrag over; de brutowinst.

Omar verkoopt trainingspakken en heeft een omzet van €25.000. De inkoopwaarde van de trainingspakken is €7500. 
Zijn bruto winst is:
€25.000 - €7500 = €17.500

Slide 12 - Slide

Kosten, kosten en nog eens kosten.
De brutowinst is niet hoeveel je echt hebt verdiend. Je maakt als bedrijf namelijk bedrijfskosten. Dit zijn de kosten die je maakt om je zaak te laten draaien.

Denk bijvoorbeeld aan:
- Huur
- Kosten stroom en gas
- Loon van je werknemers.

Slide 13 - Slide

Blijft er winst over?
Met je brutowinst betaal je je bedrijfskosten. Wat er overblijft is je nettowinst.
Als je bedrijfskosten hoger zijn dan je brutowinst heb je nettoverlies.

brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst 

Devran heeft in 2021 een brutowinst behaald van €95.000. Zijn bedrijfskosten waren €57.500.
Devrans nettowinst is: €95.000 - €57.500 = €37.500

Slide 14 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
- ken je het verschil tussen afzet en omzet;
- kun je de omzet berekenen;
- kun je de brutowinst berekenen;
- weet je wat bedrijfskosten zijn en kun je er voorbeelden van geven;
- kun je de nettowinst berekenen. 

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Maak blz. 15 tot en met blz. 21

Klaar? Nakijken!

Slide 16 - Slide