Les 48 (05-06)

Cours du 05-06
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Cours du 05-06

Slide 1 - Slide

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Herhalen:
      - de vorm van het bijvoeglijk 
         naamwoord.
  • Paragraaf G
  • Tâche
  • Au travail: tekst Tâche
  • Devoirs


Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na de les...

...kun je iemand omschrijven.



Slide 3 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord en geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan.

  • La famille est grande.
  • La femme est gentille.



Slide 4 - Slide

Wat is anders aan het bijvoeglijk naamwoord in het Frans, dan in het Nederlands?

  • In het Frans past het bijv. nw zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 

Hoe zien deze vormen er dan uit? Vul de tabel verder in.



Slide 5 - Slide

Tâche: présente une personne


Lève-toi si tu as les cheveux marron.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Uitzonderingen
Welke uitzonderingen zijn er zoal?

  • Bijvoeglijke naamwoorden die in de basisvorm al eindigen op een -e of een -s (gris, timide). Qua regel.
  • beau, nouveau en vieux. Qua vorm.



Slide 8 - Slide

Maak het rijtje af:
Beau- ...... - ...... - ......

Slide 9 - Open question

Vul de juiste vorm in, volgens de normale regel:

Une ........ (intelligent) fille.

Slide 10 - Open question

Vul de juiste vorm in, volgens de normale regel:

Le ........... (petit) sac à dos.

Slide 11 - Open question

Vul de juiste vorm in, volgens de normale regel:

Arthur et Iris sont ...... (fort) en français.

Slide 12 - Open question

Let op! Dit is een uitzondering:

Les cheveux (m) sont ....... (gris).

Slide 13 - Open question

Let op! Dit is een uitzondering:

Ma copine (v) est ........ (timide).

Slide 14 - Open question

Phrases Clés G
Open je boek op p. 34 en lees mee. 

We gaan nu een aantal voorbereidende oefeningen doen, zodat jullie straks goed bezig kunnen met het beschrijven van een persoon in de tâche. 

- ex. 27a jeu: lève-toi
- ex. 29, jeu: qui-est-ce?


timer
20:00

Slide 15 - Slide

Tâche
Présente une personne.
Jullie gaan een persoon presenteren. Dit kan een persoon uit je gezin of familie zijn, mag een idool zijn, maar mag ook een vriend/vriendin of klasgenoot zijn. Waar ga je dan over praten?
- zijn/haar naam, leeftijd en woonplaats. (chapitre 1)
- zijn/haar uiterlijk en het karakter. (phrases Clés G et voca E/F  et bijvoeglijk naamwoord)
- zijn/haar familie. (phrases Clés C et voca A)
- waar hij/zij van houdt. (phrases Clés G)
- waar hij/zij niet van houdt. (phrases Clés G et chapitre 2)
- wat hij/zij gedaan heeft afgelopen weekend. (phrases Clés C et passé composé)

Slide 16 - Slide

Tâche - de eisen
Waaraan moet de tâche voldoen?
- Je hebt een presentatie van ongeveer 1 minuut gehouden.
- Je hebt een spiekbriefje met 10 steekwoorden en spreekt voornamelijk uit je hoofd.
- Er zijn geen Nederlandse woorden gebruikt.
- Je hebt de Phrases Clés C en G gebruikt.
- Je hebt de voca van het hoofdstuk gebruikt.
- Je spreekt de zinnen goed verstaanbaar uit.

Slide 17 - Slide

Tâche: présente une personne
Jullie gaan vooral je richten op het beschrijven van een persoon. Jullie beginnen met het voorstellen van je persoon.

Voorstellen:
Hoe vertel je de naam van je persoon:
  • Il/Elle s'appelle ...
Hoe vertel je de leeftijd van je persoon:
  • Il/Elle a .... ans.
Hoe vertel je waar diegene woont:
  • Il/Elle habite à .....

Slide 18 - Slide

Tâche: présente une personne
Jullie gaan vooral je richten op het beschrijven van een persoon. Jullie beginnen met het voorstellen van je persoon.
Kijk eens mee op p.34 en zeg na.

Oefening 1:
Luister nu eens naar de volgende beschrijving. Kleur het haar en de ogen van de dief in. p.29.

Oefening 2:
We gaan een spelletje doen. Sta op wanneer je jouw uiterlijke kenmerken hoort. Ga weer zitten en luister opnieuw:

Slide 19 - Slide

Tâche: présente une personne


Lève-toi si tu as les cheveux marron.

Slide 20 - Slide

Tâche: présente une personne


Lève-toi si tu as les yeux marron.

Slide 21 - Slide

Tâche: présente une personne


Lève-toi si tu as la taille moyenne.

Slide 22 - Slide

Tâche: présente une personne


Lève-toi si tu as les cheveux blonds.

Slide 23 - Slide

Tâche: présente une personne


Lève-toi si tu as les yeux bleus.

Slide 24 - Slide

Tâche: présente une personne
Daarnaast gaan jullie ook vertellen hoe de gezinssituatie is. Denk hierbij vooral aan vocabulaire A op p.40.

Hoe zeg je bijvoorbeeld dat je persoon een vader, moeder en zusje heeft?
  • Il/Elle a un père, une mère et une (petite) soeur.

En hoe zeg je dat je persoon twee broers en een vader heeft?
  • Il/Elle a deux frères et un père.

Slide 25 - Slide

Tâche: présente une personne
Vervolgens gaan jullie je verdiepen in waar jouw gekozen persoon van houdt en waarvan niet. 

Om aan te geven waar iemand van houdt gebruikt je de volgende structuur:
  • il/elle aime ..... (sport, eten, hobby's etc.)
  • il/elle n'aime pas .... 

Slide 26 - Slide

Tâche: présente une personne
Tot slot gaan jullie de passé composé gebruiken om te vertellen wat je persoon afgelopen weekend gedaan heeft. 

Hoe antwoord je ook alweer op de vraag 'Tu as passé un bon weekend?' 
  • Oui, il/elle a joué au foot avec moi.
  • Oui, il/elle a fêté son anniversaire.
  • etc...

Slide 27 - Slide

Au travail!
Jullie gaan nu bezig met:
Het schrijven van je tekst voor jouw presentatie van een minuut. Hier nog een paar handige tips:
- Schrijf je in, in deze LessonUp met je telefoon. Dan kun je zelf nog even door de slides 
   bladeren voor hulp.
- Gebruik de Phrases Clés C en G.
- Kijk goed naar de vocabulaire. Hier ga je veel woorden over familie,
  kleuren en uiterlijke kenmerken vinden. 

Je tekst is af en ingeleverd bij mij aan het einde van de les.
timer
20:00

Slide 28 - Slide

Les devoirs
Leer voca A, B, E en F
Bestudeer de Phrases Clés C en G



Slide 29 - Slide