Het Rivierlandschap

Het Rivierlandschap
1 / 15
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Het Rivierlandschap

Slide 1 - Slide

Waar zou deze foto gemaakt kunnen zijn?

Slide 2 - Mind map

Vandaag leren we:
  • De ligging van het rivierlandschap
  • Het ontstaan van het rivierlandschap
  • De kenmerken en het uiterlijk van het rivierlandschap
  • De processen en afzettingen van het rivierlandschap


Slide 3 - Slide

Nederland is het afvoerputje van Europa. De rivieren voeren voortdurend zand, grind en ander erosiemateriaal aan uit verre berggebieden. Omdat het grootste deel van Nederland zo plat als een pannekoek is, blijft al het erosiemateriaal bij ons liggen. Laag op laag is zo het land ontstaan waarop we leven. Nederland is in feite een enorme rivierdelta

Slide 4 - Slide

De Betuwe is een streek in Gelderland die typerend is voor het rivierlandschap. 
Rondom de IJssel in Overijssel is het rivierlandschap terug te vinden.
Bij de Maasplassen in Limburg is het rivierlandschap te zien. 

Slide 5 - Slide


Een stroomgebied is het gebied dat zijn water via een rivier afvoert. De grens van een stroomgebied wordt de waterscheiding genoemd.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Eerst bracht men vlak langs de oever een lage wal aan, de zogenaamde zomerdijk, die overstroming van achterliggende weide- en hooilanden moest voorkomen
 In het voorjaar kon de aanvoer van smelt- en regenwater voor hoge rivierstanden zorgen. Om overstromingen tegen te gaan zijn er hoge winterdijken (ook wel bandijken genoemd) aangelegd. 
De gebieden tussen de rivierloop en de dijk noemen we uiterwaard. Uiterwaarden lopen meestal onder tijdens zeer hoog water.
Het binnendijksgebied is het gebied waar het water niet hoort te komen. 
Het buitendijksgebied is het gebied waar het water stroomt.
Een kleiput is een uitgraving in het landschap ten behoeve van het winnen van rivierklei. Rivierklei is zeer geschikt om te boetseren en wordt vaak gebruikt op scholen, ateliers en instellingen.
Door middel van kribben wordt erosie in buitenbochten tegengegaan en zo het meanderen van de rivier voorkomen. Door het water naar het midden van de rivier te dwingen, neemt daar de stroomsnelheid toe, blijft de rivier beter op diepte. Hierdoor kunnen schepen dieper beladen worden. Tevens wordt door de kribben de oever van de binnenbocht beschermd tegen sedimentatie.

Slide 8 - Slide

Dit is een Krib. Kribben zijn om de paar honderd meter aan beide zijden van de rivier aangelegd. Op die manier wordt erosie in buitenbochten tegengegaan en zo het meanderen van de rivier voorkomen.
Dit is een Krib. Kribben zijn om de paar honderd meter aan beide zijden van de rivier aangelegd. Op die manier wordt erosie in buitenbochten tegengegaan en zo het meanderen van de rivier voorkomen.
De stad Nijmegen ligt aan de rivier 'de Waal' en is van bovenaf makkelijk herkenbaar aan de karakterestieken bruggen. 

Slide 9 - Slide

  • Nederlandse rivieren hebben een brede bedding die zich in grote bochten een weg door het landschap banen. De meanderende loop is het gevolg van het vlakke land met weinig hoogteverval.

  • Het stromende rivierwater vervoert klei, zand en grind. Komt het water tot rust, dan zinken deze materialen naar de bodem.

Slide 10 - Slide

In welke provincies is het rivierlandschap te vinden?
A
Gelderland, Overijssel en Limburg
B
Gelderland, Overijssel en Groningen
C
Noord Brabant, Limburg en Zeeland
D
Noord Brabant, Limburg en Noord Holland

Slide 11 - Quiz

Welke stroomgebieden zijn er Nederland?
A
Maas, Rijn, Schelde en Eems
B
Maas, Rijn, Waal en IJssel
C
Maas, Rijn, Waal en Theems
D
Maas, Rijn, Schelde en Geul

Slide 12 - Quiz

Wat is typerend voor het Nederlandse rivierlandschap?
A
Leem en klei
B
Polders
C
Stuwdammen
D
Zomer en winterdijken

Slide 13 - Quiz

Welke sedimenten wordt er voornamelijk vervoerd in de Nederlandse rivieren?
A
Zand, klei en löss
B
Klei, grind en zand
C
Klei, grind en leem
D
Grind, zand en graniet

Slide 14 - Quiz

Stel tot slot een goede vraag over deze les.

Slide 15 - Open question