Herhaling grammatica + voornaamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Herhaling grammatica + voornaamwoorden

Lesdoel

Weet je nog?

Zelfstandig werken

Tot straks! 

Lesdoel

Aan het einde van de les heb je de grammatica van blok 4 herhaald.

Aan het einde van de les ken je het vragend voornaamwoord en herken je deze in zinnen.

Weet je nog?!

We gaan beginnen met het herhalen van de theorie. De volgende onderdelen komen terug:

- hoofdzin en bijzin

- enkelvoudig- en samengestelde zin

- zinsontleding

- nevenschikkend- en onderschikkend voegwoord

Ontleed de zin t/m bvb:
Die vrouw betaalde mijn zus een flink bedrag voor haar oude schoenen.

Maak een zin met de volgende zinsdelen:
ond / wwg / mv / lv / bwb

Wat is/zijn de persoonsvorm(en)?

Nadat we gegeten hadden, gingen we een potje voetballen.

1. hadden, gingen
2. gegeten
3. we, voetballen
4. gingen, gegeten

Mijn moeder lust geen koffie als er geen melk in zit.

1. samengesteld
2. niet samengesteld

Met behulp van een grote hijskraan werd het dak op het huis geplaatst.

1. samengesteld
2. niet samengesteld

Mijn broer deed mee aan een gametoernooi en hij heeft gewonnen!

1. HZ + HZ
2. BZ + HZ
3. HZ + BZ
4. BZ + BZ

Nadat de docent de stof had uitgelegd, moesten we de opdrachten gaan maken.

1. HZ + HZ
2. HZ + BZ
3. BZ + HZ
4. BZ + BZ

Bedenk nu zelf een zin met een nevenschikkend voegwoord.

Vragend voornaamwoord

Vragende voornaamwoorden staan meestal aan het begin van een vraag (soms ook midden in de zin). 

Vragende voornaamwoorden: wie, wat, welke, wat voor (een)

Welke opdrachten moeten we na de uitleg maken?

1. we
2. maken
3. opdrachten
4. welke

Maak nu zelf een zin met een vragend voornaamwoord.

Sleep de woorden in het juiste  vak

Vragend voornaamwoorden

Geen vragend voornaamwoord

Wie

Wat

Waar

Hoe

Welke

Wat voor

Wanneer

Wat ga je doen?

Maak opdr. 7

Zelfstandig

Stilte

Vragen? Steek je vinger op

Klaar? Lees 'aanwijzend voornaamwoord' door op blz. 248

              Online: 5.8 woordsoortbenoeming - aanwijzend                                  voornaamwoord

Voornaamwoorden

Nakijken opdr. 7

Instructie

Zelfstandig werken

Nakijken

Weekend!!

Wat is het aanwijzend voornaamwoord:

Aanwijzend voornaamwoord

Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan. 

De aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, dit, die en dat

Voorbeeld:

Kijk, zie je dat broodje? 

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord

1. Zulke
2. Daar
3. Dit
4. Deze

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:

1. deze
2. hetzelfde
3. die
4. deze, die

Wat en wie zijn betrekkelijke voornaamwoorden. Wat kunnen ze nog meer zijn?

Betrekkelijk voornaamwoord

Betrekkelijke voornaamwoorden zijn voornaamwoorden die verwijzen naar iets of iemand die of dat eerder in de zin als is genoemd.

De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn: 

die, dat, wat wie

Voorbeeld: Het leukste wat ik in de vakantie heb gedaan is logeren.

Wat is een zin met een betrekkelijk voornaamwoord?

1. Die jongen daar is mijn neefje.
2. De jongen, die daar loopt, is mijn neefje
3. Hoe heet die jongen?
4. Dat jongetje is mijn neefje.

Maak een zin met een betrekkelijk voornaamwoord.

Wat ga je doen?!

Maak opdr. 8 t/m 10

Zelfstandig

Stilte (oortjes toegestaan)

Vragen? Steek je vinger op

Klaar? Maak opdr. 12

Niet af? Huiswerk voor volgende week