Past simple met klas 2D







Gastles door mw. Jurg
Datum: 16-11-2022
Klas 2D
1 / 52
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson







Gastles door mw. Jurg
Datum: 16-11-2022
Klas 2D

Slide 1 - Slide

Wie ben ik?
  • 27 jaar
  • Voetbal (keepster)
  • Amerika
  • Liefde voor de Engelse taal
  • Opleiding tot docent Engels 


Slide 2 - Slide

Huishoudelijke mededelingen
  1. Les wordt opgenomen
  2. Graag hand opsteken bij vragen of opmerkingen
  3. Pak je laptop en ga alvast naar https://lessonup.app/code en vul de code in
  4. Doe je laptop vervolgens weer dicht en laat hem op je tafel liggen

Slide 3 - Slide

Read the following text
Last weekend, Spiderman walked home after work. Suddenly a giant monster attacked him. Spiderman kicked the giant monster in his eye. 

Slide 4 - Slide

Read the following text
Last weekend Spiderman walked home after work. Suddenly a giant monster attacked him. Spiderman kicked the giant monster in his eye. 

Past Simple form

Slide 5 - Slide

Aan het einde van de les 
1. Kun jij in je eigen woorden uitleggen wanneer de Past Simple wordt gebruikt;
2. Kun jij in je eigen woorden uitleggen hoe je de Past Simple maakt van de regelmatige werkwoorden;
3. Heb jij vijf Engelse zinnen in de verleden tijd opgeschreven, vertaald vanuit het Nederlands.

Slide 6 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  1. Uitleg
  2. Gezamenlijk oefenen
  3. Zelf aan de slag
  4. Evalueren
  5. Tips en tops

Slide 7 - Slide

Wat is de past simple?
De past simple wordt gebruikt voor dingen die in het verleden zijn gebeurd, maar nu voorbij zijn.

Signaalwoorden: Last weekend, yesterday, in 2020, two years ago

Voorbeelden: 
- I walked home after school yesterday
- I talked to my teacher last week.
- We visited Barcelona two years ago.

Slide 8 - Slide

Hoe maak je de past simple?
Basisregel: stam van het werkwoord + ed

Het maakt hierbij niet uit op wie het werkwoord betrekking heeft! 

I walk (to walk) > I walked
Spiderman jumps (to jump) > Spiderman jump..

Slide 9 - Slide

Hoe maak je de past simple?
Basisregel: stam van het werkwoord + ed

Het maakt hierbij niet uit op wie het werkwoord betrekking heeft 

I walk (to walk) > I walked
Spiderman jumps (to jump) > Spiderman jumped
It happens (to happen) > It happen..

Slide 10 - Slide

Hoe maak je de past simple?
Basisregel: stam van het werkwoord + ed

Het maakt hierbij niet uit op wie het werkwoord betrekking heeft 

I walk (to walk) > I walked
Spiderman jumps (to jump) > Spiderman jumped
It happens (to happen) > It happened

Slide 11 - Slide

Uitzonderingen
Wat valt op aan het werkwoord deze zin?
  • Some of the students escaped.

Slide 12 - Slide

Uitzonderingen
Wat valt op aan het werkwoord deze zin?
  • Some of the students escaped.

To escape

1. Werkwoorden die eindigen op -e krijgen alleen een -d

Slide 13 - Slide

Uitzonderingen
1. Werkwoorden die eindigen op -e krijgen alleen een -d

To juggle - I juggled a soccer ball

To gamble - We gambled last night

Slide 14 - Slide

Uitzonderingen
Wat valt op aan het werkwoord in deze zin?
  • Spiderman tried to save the children.

Slide 15 - Slide

Uitzonderingen
Wat valt op aan het werkwoord in deze zin?
  • Spiderman tried to save the children.

To try

2. Werkwoorden die eindigen op een -y met een medeklinker ervoor worden vervangen door –ied.

Slide 16 - Slide

Uitzonderingen
2. Werkwoorden die eindigen op een -y met een medeklinker ervoor worden vervangen door –ied.

To cry - The baby cried last night. 

To fry - They fried the chicken.

Slide 17 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Veel werkwoorden hebben een onregelmatige vorm in de verleden tijd.

Kan iemand een onregelmatig werkwoord noemen?





Slide 18 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Veel werkwoorden hebben een onregelmatige vorm in de verleden tijd.

Kan iemand een onregelmatig werkwoord noemen?

Voorbeelden: 
To be / to see / to eat



Slide 19 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Veel werkwoorden hebben een onregelmatige vorm in de verleden tijd.

Voorbeeld:
To be (zijn) in tegenwoordige tijd
am / is / are
To be in verleden tijd
was / were



Slide 20 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Hoe weet je dan wanneer je te maken hebt met een regelmatig werkwoord of een onregelmatig werkwoord?

Slide 21 - Slide

Uit je hoofd leren!

Slide 22 - Slide

Opdracht 1
1. Pak jullie laptops

2. Ga naar https://lessonup.app/code

3. Zet elk werkwoord in de Past Simple

The doctor ________________________ (enter) the lab.

Slide 23 - Slide

9

Slide 24 - Video

Oefening
1) Fill the gap: The doctor ________________________ (enter) the lab.
2) Fill the gap: She ________________________ (remove) Spiderman's mask.
3) Fill the gap: She ________________________ (poke) his stomach.
4) Fill the gap: Miles ________________________ (type) the password into the computer.
5) Fill the gap: The doctor ________________________ (force) Spiderman to sit down.
6) Fill the gap: She ________________________ (look) into the microscope.
7) Fill the gap: Miles ________________________ (carry) the computer towards the door.
8) Fill the gap: Spiderman ________________________ (glitch = hapering).
9) Fill the gap: She ________________________ (transform) into a villain.

Slide 25 - Slide

00:05

The doctor __________ (enter) the lab.

Slide 26 - Open question

00:15

She _________ (remove) Spiderman's mask.

Slide 27 - Open question

00:24

She _____ (poke) his stomach.

Slide 28 - Open question

00:31

Miles ______ (type) the password into the computer

Slide 29 - Open question

00:48


The doctor _____ (force) Spiderman to sit down.

Slide 30 - Open question

00:53


She ________ (look) into the microscope

Slide 31 - Open question

00:57


Miles ________ (carry) the computer towards the door.

Slide 32 - Open question

01:06

Spiderman _______ (glitch).

Slide 33 - Open question

01:30


She ________ (transform) into a villain.

Slide 34 - Open question

Oefening antwoorden
  1. The doctor entered (enter) the lab.
  2. She removed (remove) Spiderman's mask.
  3. She poked (poke) his stomach.
  4. Miles typed (type) the password into the computer.
  5. The doctor forced (force) Spiderman to sit down.
  6. She looked (look) into the microscope.
  7. Miles carried (carry) the computer towards the door.
  8. Spiderman glitched (glitch = hapering).
  9. She transformed (transform) into a villain.

Slide 35 - Slide

Now it's your turn!

Slide 36 - Slide

A

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

1. Wat?

2. Hoe?


3. Hulp nodig?

4. Hoe lang?

5. Uitkomst?


6. Eerder klaar?

Maak opdracht A

Individueel
Tip: Gebruik de woordenlijst uit je werkboek!

Steek je vinger op

5 minuten

Vijf Engelse zinnen geschreven in de verleden tijd

Ga verder met opdracht B
timer
5:00

Slide 39 - Slide

Let's check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. =

Slide 40 - Slide

Check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. = I was in great danger yesterday.

Slide 41 - Slide

Check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. = I was in great danger yesterday.
2) Hij hypnotiseerde de hond vorig jaar.

Slide 42 - Slide

Check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. = I was in great danger yesterday.
2) Hij hypnotiseerde de hond vorig jaar. = He hypnotized the dog last year.

Slide 43 - Slide

Check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. = I was in great danger yesterday.
2) Hij hypnotiseerde de hond vorig jaar. = He hypnotized the dog last year.
3) Wij identificeerde de dief twee jaar geleden.

Slide 44 - Slide

Check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. = I was in great danger yesterday.
2) Hij hypnotiseerde de hond vorig jaar. = He hypnotized the dog last year.
3) Wij identificeerde de dief twee jaar geleden. = We identified the thief two years ago.

Slide 45 - Slide

Check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. = I was in great danger yesterday.
2) Hij hypnotiseerde de hond vorig jaar. = He hypnotized the dog last year.
3) Wij identificeerde de dief twee jaar geleden. = We identified the thief two years ago.
4) De superheld speelde met vuur. = 

Slide 46 - Slide

Check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. = I was in great danger yesterday.
2) Hij hypnotiseerde de hond vorig jaar. = He hypnotized the dog last year.
3) Wij identificeerde de dief twee jaar geleden. = We identified the thief two years ago.
4) De superheld speelde met vuur. = The superhero played with fire.

Slide 47 - Slide

Check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. = I was in great danger yesterday.
2) Hij hypnotiseerde de hond vorig jaar. = He hypnotized the dog last year.
3) Wij identificeerde de dief twee jaar geleden. = We identified the thief two years ago.
4) De superheld speelde met vuur. = The superhero played with fire.
5) Ik schopte de slechterik toen hij probeerde weg te rennen.

Slide 48 - Slide

Check your answers
1) Ik was in groot gevaar gisteren. = I was in great danger yesterday.
2) Hij hypnotiseerde de hond vorig jaar. = He hypnotized the dog last year.
3) Wij identificeerde de dief twee jaar geleden. = We identified the thief two years ago.
4) De superheld speelde met vuur. = The superhero played with fire.
5) Ik schopte de slechterik toen hij probeerde weg te rennen. =
I kicked the bad guy when he tried to run away.

Slide 49 - Slide

Nabespreken
1. Wanneer wordt de Past Simple gebruikt?
2. Hoe maak je de past simple van de regelmatige werkwoorden?
3. Heb je vijf Engelse zinnen in de verleden tijd opgeschreven, vertaald vanuit het Nederlands?

Slide 50 - Slide

Tot slot ...
1 Tip 
  • Wat kan ik de volgende keer beter of anders doen? Denk aan de les zelf en/of aan mij als docent.

1 Top
  • Wat vond je goed aan de les en/of aan mij als docent? 




Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide