Schakelingen (les 6)

H4.3. Schakelingen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H4.3. Schakelingen

Slide 1 - Slide

Vorige lessen...

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Stroomsterkte
Grootheid: Stroomsterkte
Symbool grootheid: I
Eenheid: A (ampère)

Slide 4 - Slide

Spanning
Grootheid: Spanning
Symbool grootheid:
Eenheid: V (Volt)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

H4.3 schakelingen

Schakelschema's

Serieschakelingen

Parallelschakelingen


Slide 7 - Slide

4.3.1 Je kunt twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema’s herkennen en tekenen.
4.3.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen een parallelschakeling en een serieschakeling.
4.3.3 Je kunt het schakelschema tekenen van eenvoudige serie- en parallelschakelingen.
4.3.4 Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden.
4.3.5 Je kunt de grootte van de stroomsterkte beredeneren in een schakeling.
Leerdoelen H4.3

Slide 8 - Slide

Schakelschema
Overzichtelijke tekening van een schakeling, weergegeven met symbolen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Welk component hoort bij dit symbool?
A
Snoer
B
Batterij
C
Schakelaar
D
Lampje

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Welke component hoort bij dit symbool?
A
led
B
schakelaar
C
motor
D
bel

Slide 17 - Quiz

Serieschakelingen

Slide 18 - Slide

Kenmerken serieschakeling
- geen vertakkingen
- 1 stroomkring
- als 1 onderdeel kapot gaat, valt alles uit
- stroomsterkte overal even groot

Slide 19 - Slide

Parallelschakelingen

Slide 20 - Slide

Kenmerken parallelschakeling
- wel vertakkingen
- elke vertakking is een aparte stroomkring
- elk apparaat apart aan of uit doen
- de stroom wordt verdeeld over alle takken
- totale stroomsterkte = stroomsterkte in onvertakte delen



Slide 21 - Slide

Is dit een open of gesloten stroomkring?
A
Open
B
Gesloten

Slide 22 - Quiz

4.3.1 Je kunt twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema’s herkennen en tekenen.
4.3.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen een parallelschakeling en een serieschakeling.
4.3.3 Je kunt het schakelschema tekenen van eenvoudige serie- en parallelschakelingen.
4.3.4 Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden.
4.3.5 Je kunt de grootte van de stroomsterkte beredeneren in een schakeling.
Leerdoelen H4.3

Slide 23 - Slide

Is dit een serie of een parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel

Slide 24 - Quiz

Stroomsterkte is
A
De hoeveelheid lading in een lamp
B
De hoeveelheid ampère in een batterij
C
Het verschil in lading tussen twee punten
D
De hoeveelheid elektronen per seconde

Slide 25 - Quiz

Hoe is de schakeling
geschakeld?
A
In serie
B
Parallel

Slide 26 - Quiz

Hoe schakel je een ampèremeter (stroom) in de schakeling?
A
Zoals in schema 1
B
Zoals in schema 2

Slide 27 - Quiz

Hoe schakel je een Stroommeter?
A
Serie
B
parallel

Slide 28 - Quiz

Bekijk de schakelingen.
Welke schakelingen zijn parallelschakelingen? (2 antwoorden)
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 29 - Quiz

serie-schakeling of paralel-schakeling?
A
serie-schakeling
B
paralel-schakeling?

Slide 30 - Quiz


Welke schakeling is een gemende schakeling?
A
B
C
D

Slide 31 - Quiz

Welke van deze 4 schakelingen zijn parallel schakelingen?
A
A
B
C en D
C
B en C
D
B, C en D

Slide 32 - Quiz

Wat is de juiste schakeling?
A
B
C
D

Slide 33 - Quiz

Als in een parallel-schakeling een apparaat kapot gaat, werken de andere apparaten in die schakeling ook niet meer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

HUISWERK
Maak de opgaven 1 t/m 11 van H4.3 in je schrift.
timer
15:00

Slide 35 - Slide