Competenties

Wanneer moet jij doorzetten?
1 / 33
next
Slide 1: Open question
GroenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wanneer moet jij doorzetten?

Slide 1 - Open question

This item has no instructions

Competenties

  1. Wat zijn competenties?
  2. Welke competenties zijn er?
  3. Feedback

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Welke competentie staat er op deze afbeelding?
A
Doorzetten
B
Aangepast communiceren
C
Flexibiliteit
D
Samenwerken

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Competenties?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Welke competentie staat er op deze afbeelding?
A
Stiptheid
B
Initiatief nemen
C
Doorzetten
D
Respect

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Aangepast communiceren
Wat is aangepast communiceren?

  • Ik pas mijn taalgebruik aan in elke situatie
  • Ik luister actief naar wat anderen zeggen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Doorzetten
Wat is doorzetten?
  • Ik werk een opdracht af zonder aanmoediging
  • Ik voer ook opdrachten uit die ik niet graag doe
  • Ik focus me op de taak tot deze afgewerkt is

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

FLEXIBILITEIT
INITIATIEF NEMEN
Ik pas mijn houding steeds aan, aan de situatie.

Ik begin na de uitleg meteen aan de opdracht.
Als ik klaar ben met een opdracht, vraag of zoek ik naar een  activiteit om mij mee bezig te houden.
0ok onder wisselende omstandigheden blijf ik goed werken.
Bij problemen zoek ik zelf en snel een oplossing.

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Flexibiliteit
Wat is flexibiliteit?

  • Ik vind snel oplossingen voor problemen
  • Ook onder wisselende omstandigheden blijf ik goed werken
  • Ik pas mijn houding steeds aan, aan de situatie.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Initiatief nemen
Wat is initiatief nemen?

  • Ik begin na de uitleg meteen aan de opdracht
  • Bij problemen zoek ik zelf een oplossing
  • Als ik klaar ben met een opdracht, vraag of zoek ik naar een  activiteit om mij mee bezig te houden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Geef een voorbeeld van flexibiliteit en / of Initiatief nemen

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

SAMENWERKEN
OMGAAN MET FEEDBACK
Ik kan met iedereen werken
Ik overleg met anderen.
Ik aanvaard complimenten en werkpunten.
Je  mening geven op een beleefde manier.
Ik verbeter mijn werkpunten
Ik help anderen

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Wat is er voor jou belangrijk als je moet samenwerken?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Van wie kreeg je de laatste keer een compliment en waarom?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Omgaan met feedback
Wat is omgaan met feedback?

  • Ik aanvaard complimenten en werkpunten van iedereen
  • Ik geef mijn mening op een beleefde manier
  • Ik verbeter mijn werkpunten

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Welke competentie zie je hier?
A
Initiatief nemen
B
Doorzetten
C
Samenwerken
D
Respect

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Geef een voorbeeld van respect

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Welke competentie zie je op deze afbeelding?
A
Samenwerken
B
Doorzetten
C
Stiptheid
D
Organiseren

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is stiptheid?

  • Ik kom op tijd
  • Ik kom gemaakte afspraken na
  • Ik verwittig als ik niet aanwezig kan zijn

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Je bent onderweg naar je stageplaats.
De tram is defect? Wat doe je?

Slide 21 - Mind map

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

Feedback is een persoonlijke mening uiten over het gedrag van een ander, om het gedrag te stimuleren of juist te ontmoedigen. Het gaat over het gedrag dat iemand laat zien en dus niet over de gehele persoon.

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Feedback geven is....
A
Is een boodschap over de persoonlijkheid of prestaties van de ander
B
Is een boodschap over de persoonlijkheid en gedrag van de ander.
C
Is een boodschap over de gedrag of de prestaties van de ander
D
Is een boodschap over de persoonlijkheid

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Regels bij feedback geven
A
Benoem meningen, WIJ- vorm toepassen, geef feedback op de persoon en gedrag, geef feedback achteraf.
B
Benoem feiten., Ik- vorm toepassen, geef feedback op gedrag, feedback geven op het juiste moment.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

Bij veroordelen spreek je een negatief oordeel over uit over iemand. Dit werkt erg demotiverend.
Als je generaliseert, maak je een algemeen probleem van iemands specifieke probleem.
Een andere vorm van ineffectief reageren is moraliseren. Je wijst iemand er dan op dat hij zich niet houdt aan bepaalde normen. Je kunt best een aanmoediging geven, maar let erop dat je niet belerend overkomt.
Wanneer je iemand goede raad geeft, vertel je hem hoe hij zijn probleem kan oplossen
Maak iemands probleem niet kleiner dan dat hij het zelf voelt. Dit heet bagatelliseren.
Bij psychologiseren zeg je tegen iemand dat er verborgen motieven achter zijn gedrag zitten.
Bevoogden is een ander woord voor iemand kleineren.
Door vast te houden aan je eigen standpunt houd je mogelijke overeenstemming tussen jou en de ander tegen.
Bij examineren hoor je iemand zo uit dat die persoon zich gedwongen voelt om in te gaan op vragen die hij eigenlijk niet wil beantwoorden.
Soms maak je het iemand onmogelijk om zijn verhaal af te maken doordat je zelf iets vertelt naar aanleiding van het verhaal van de ander. Dit noemen we aftroeven.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat is er met name nodig voor een positief effect van feedback?
A
Vertrouwen
B
Geduld
C
Eigenheid
D
Rust

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat kan je het beste doen als feedback onduidelijk voor je is?
A
Het erbij laten
B
Doorvragen aan die persoon
C
Bespreken met iemand anders
D
Ermee aan de slag gaan

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions