wat weet je nog?

Today
  • repeat past continuous
  • repeat present perfect
  • onregelmatige werkwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Today
  • repeat past continuous
  • repeat present perfect
  • onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Slide

herhaling
in deze les ga je stof herhalen van de afgelopen twee hoofdstukken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

welke regel gebruik je als je wilt zeggen dat je gisteren iets aan het doen was?
A
ww+ing
B
am/are/is ww+ing
C
was/were ww+ing
D
have/has ww+ing

Slide 4 - Quiz

Vul in was of were:
He .... watching Netflix
A
was
B
were

Slide 5 - Quiz

vul in was of were:
Sarah and Michael ... cleaning their bikes.
A
was
B
were

Slide 6 - Quiz

Vertaal:
Jij was aan het lezen.

Slide 7 - Open question

Vul de goede vorm in:
Tim (swim) yesterday, when I saw him.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Video

Hoe maak je de present perfect voor een regelmatig werkwoord?
A
have/has ww+ing
B
have/has ww+ed
C
am/are/is ww+ed

Slide 10 - Quiz

hoe maak je de present perfect voor een onregelmatig werkwoord?
A
have/has + derde rijtje
B
have/has + tweede rijtje
C
am/are/is + derde rijtje

Slide 11 - Quiz

Vul de present perfect in:
We (live) in this house since 1991.

Slide 12 - Open question

vul de present perfect in:
The team (win) every match since April.

Slide 13 - Open question

Ken je de onregelmatige werkwoorden nog?

Slide 14 - Slide

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
voelen
A
to feel - feld -feld
B
to feel - feld - felt
C
to feel - felt - feld
D
to feel - felt - felt

Slide 15 - Quiz

teach - .... - .....

Slide 16 - Open question

Irregular verbs:
Which one is correct?
schudden
A
to sheek - shook - sheeken
B
to shake - shook - shaken
C
to shake - shaked - shaken
D
to shake - shook - shooken

Slide 17 - Quiz

steal - stole - ......

Slide 18 - Open question

eat - ..... - eaten

Slide 19 - Open question

Irregular verbs:
Which one is correct?
Winnen
A
to win - wan - wun
B
to win - wan - won
C
to win - won - wun
D
to win - won - won

Slide 20 - Quiz

forgive - .... - forgiven

Slide 21 - Open question

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
Gaan
A
To go-goed-gone
B
To go-went-went
C
To go-went-gone
D
To go-goed-went

Slide 22 - Quiz

Klaar?
Ga in Quizlet de woorden van Theme 5 leren!

Slide 23 - Slide