Geschiedenis klas 1 H1 oefentoets

Tijd van jagers en boeren
Tijd van de Grieken en Romeinen.
Tijd van monniken en ridders
Tijd van regenten en vorsten
Tijd van burgers en stoommachines
Tijd van televisie en computer
Tijd van pruiken en revoluties
Tijd van de wereldoorlogen
Tijd van de steden en staten
Tijd van de ontdekkers en hervormers
1 / 25
next
Slide 1: Drag question
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tijd van jagers en boeren
Tijd van de Grieken en Romeinen.
Tijd van monniken en ridders
Tijd van regenten en vorsten
Tijd van burgers en stoommachines
Tijd van televisie en computer
Tijd van pruiken en revoluties
Tijd van de wereldoorlogen
Tijd van de steden en staten
Tijd van de ontdekkers en hervormers

Slide 1 - Drag question

Zet de symbolen van de tijdvakken in de juiste volgorde
Tijd van Jagers en boeren
Tijd van Burgers en stoommachines
Tijd van Monniken en Ridders
Tijd van Televisie en Computer
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
Tijd van Steden en Staten
Tijd van Pruiken en Revoluties
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van Regenten en Vorsten
Tijd van Wereldoorlogen
Vroeger -------------------------------------------------------------------------------------------------------------> Nu

Slide 2 - Drag question


Ander woord voor sporen zijn?
A
handafdrukken
B
bronnen
C
verleden
D
brionnen

Slide 3 - Quiz

Een archeoloog gaat op zoek naar:
A
aanwijzingen
B
spullen
C
voorwerpen
D
sporen

Slide 4 - Quiz

Wat is een bron?
A
Iemand die onderzoek doet.
B
Een plantensoort.
C
Iets waar je informatie uit kan halen.
D
Iets wat je in moet vullen in je boek.

Slide 5 - Quiz

Naar welke sporen doet een historicus onderzoek?
A
Planten
B
Dieren
C
bodemvondsten
D
boeken

Slide 6 - Quiz

Welke zin is niet juist?
A
De prehistorie is de periode waarover we alleen ongeschreven bronnen hebben.
B
De steentijd is de periode van de jager-verzamelaars.
C
In de steentijd bouwde men de eerste huizen van steen.
D
Al in de steentijd waren er contacten tussen de verschillende jager-verzamelaars.

Slide 7 - Quiz

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
Direct
B
indirect

Slide 8 - Quiz

Wat is een directe bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.

Slide 9 - Quiz

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 10 - Quiz

Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 11 - Drag question

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
directe
B
indirecte

Slide 12 - Quiz

Wat is een bron?
A
alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden.
B
het verleden
C
alles waar je iets te weten kunt komen door het heden.
D
een prehistorische pot

Slide 13 - Quiz

Geschiedenis
Archeoloog
Historicus
Bron
zoekt in de grond naar bronnen uit het verleden en graaft die op.
iemand die de geschiedenis bestudeert en onderzoekt. Meestal geschreven sporen.
alles wat het verleden is gebeurd.
Alles waardoor je iets te weten kunt komen over de geschiedenis.

Slide 14 - Drag question

216 n. Chr. is de ……. eeuw n. Chr.
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 15 - Quiz

856 v.Chr is de ……… eeuw v.Chr.
A
9e
B
8e
C
7e
D
6e

Slide 16 - Quiz

Bij het vorige antwoord zeiden we: 'een stukje tijd'.

Welke woorden zijn dat nog meer?
A
kilometer, meter, klok, maand
B
Klok, kalender, maand, korter
C
Eeuw, dag , uur, kwartier, seconde
D
Kwartier, uur, klok, tijdbalk

Slide 17 - Quiz

Julius Caesar werd in 44 v. Chr. vermoord.

Hoeveel jaar is dat geleden (ongeveer)?
A
2000 jaar geleden
B
2030 jaar geleden
C
2060 jaar geleden
D
2100 jaar geleden

Slide 18 - Quiz

Uit welke eeuw is het volgende jaartal?

31
A
1e eeuw v. Chr
B
1e eeuw n. Chr.
C
2e eeuw v. Chr.
D
2 eeuw n. Chr.

Slide 19 - Quiz

Uit welke eeuw is het volgende jaartal?

299 v. Chr.
A
2e eeuw v. Chr
B
2e eeuw n. Chr.
C
3e eeuw v. Chr.
D
3 eeuw n. Chr.

Slide 20 - Quiz

Uit welke eeuw is het volgende jaartal?

1612
A
16e eeuw v. Chr
B
16e eeuw n. Chr.
C
17e eeuw v. Chr.
D
17e eeuw n. Chr.

Slide 21 - Quiz

Bij de vorige vragen heb je gezien hoe tijdbalken eruit zien.

Wat is er niet goed aan deze tijdbalk?
A
Een tijdbalk moet altijd beginnen bij het jaar 1
B
Een tijdbalk heeft altijd perioden van 100 jaar
C
Een tijdbalk heeft altijd de perioden in gelijke stukken verdeeld
D
Een tijdbalk heeft altijd als laatste jaartal, het huidige jaar

Slide 22 - Quiz

Wat is dit?
A
Een tijdvak
B
Een tijdbalk
C
Een geschiedenis
D
Een archeoloog

Slide 23 - Quiz

De  4e eeuw n. Chr.
De  4e eeuw v. Chr.
De 18e eeuw n. chr.
De 7e eeuw v. chr.
De 13e eeuw v. chr.
604 v.chr
399 
1792
1252 v. chr.
312  v. chr.

Slide 24 - Drag question

Geschreven bron
ongeschreven bron

Slide 25 - Drag question