2.4 Wolken en neerslag

Hoofdstuk 2: Het weer
Paragraaf 4: Wolken en Onweer
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2: Het weer
Paragraaf 4: Wolken en Onweer

Slide 1 - Slide

Programma
Herhaling paragraaf 1 + 2

Uitleg paragraaf 3

Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Bestaat er een lagere temperatuur dan 0K
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Bereken de temperatuur in Kelvin als de temperatuur 1880 Celsius is
A
2153
B
1607
C
1880
D
kan niet

Slide 4 - Quiz

Bereken de temperatuur in graden Celsius als de temperatuur 200 K is
A
-73
B
473
C
73
D
kan niet

Slide 5 - Quiz

Reken 10 graden Celsius om naar Fahrenheit
A
30 F
B
32 F
C
50 F
D
48 F

Slide 6 - Quiz

Wat is het koudste ?
A
10 graden celsius
B
80 graden Fahrenheit
C
273 Kelvin

Slide 7 - Quiz

Meneer Celsius maakte de voor ons bekende thermometer met hulp van
A
Meneer Fahrenheit
B
ijs
C
zijn lichaamstemperatuur en het koudste wat hij had in zijn laboratorium
D
smeltend ijs in water dat hij 0 graden noemde

Slide 8 - Quiz

Doelen van de les
De leerlingen kennen alle fases, met fase overgangen
De leerlingen kennen verschillende wolken en weten hoe ze ontstaan.
De leerlingen weten hoe onweer ontstaat. 

Slide 9 - Slide

Paragraaf 1

Slide 10 - Slide

Paragraaf 4
Lucht bevat waterdamp
Hoeveel waterdamp is afhankelijk
van de temperatuur

Hoe hoger de temperatuur, 
hoe meer waterdamp de lucht kan bevatten

Slide 11 - Slide

Paragraaf 4
Lucht afkoelen --> waterdamp 
op een bepaald moment 
condenseren --> dauwpunt
Dauwpunt = maximale hoeveelheid 
waterdamp die de lucht kan bevatten,
 bij een bepaalde temperatuur

Slide 12 - Slide

Bij welk punt wordt het dauwpunt aangegeven?
A
Blauw
B
Geel
C
Groen
D
Rood

Slide 13 - Quiz

0

Slide 14 - Video

Paragraaf 4
Stapelwolken ontstaan door warme
lucht die uitzet. Bij het dauwpunt 
gaan de lucht condenseren 
(vlakke onderkant)
maar de bellen warme lucht stijgen nog verder, zo stapelen de wolken zich op.

Slide 15 - Slide

Paragraaf 4
1. Zon warmt aardoppervlak op, bodem wordt op de ene plaats warmer dan op de andere
2. Plaatsen waar de grond warmer is, wordt de lucht boven de grond ook warmer --> ontstaan grote bellen met warme lucht
3. Lucht die warm wordt, zet uit --> dichtheid kleiner dan omringende koude lucht
4. Bellen met warme lucht stijgen op

Slide 16 - Slide

Paragraaf 4
5. Tijdens stijgen zet de lucht in de bel uit en koelt af --> temperatuur daalt tot onder dauwpunt
6. Waterdamp in luchtbel begint te condenseren --> luchtbel is zichtbaar, stapelwolk ontstaan
7. Stapelwolk aan onderkant meestal vlak, die hoogte ligt het condensatieniveau, hoogte waarop de waterdamp condenseert
8. Toppen stapelwolk geven aan hoe hoog bellen zijn gestegen

Slide 17 - Slide

Paragraaf 4

Slide 18 - Slide

1
2
3
4
5
De zon warmt de aarde op en de lucht boven de bodem warmt ook op
Er ontstaan bellen met warme lucht
Doordat de dichtheid kleiner is dan de omringende lucht, stijgen de bellen op
De lucht in de bel zet uit en koelt af, de temperatuur daalt tot onder het dauwpunt
Waterdamp gaat condenseren, er ontstaan stapelwolken

Slide 19 - Drag question

MooiWeerWolken

Slide 20 - Slide

Paragraaf 4
Temperatuur in opstijgende lucht-
bellen niet veel hoger dan omgeving
Luchtbel stijgt langzaam en bereikt 
geen grote hoogte --> krijgt een
mooiweerwolk
Hierin stroomt de lucht stroomt

Slide 21 - Slide

SlechtWeerWolken

Slide 22 - Slide

Paragraaf 4
Temperatuur in opstijgende luchtbel 
veel hoger dan omgeving
Luchtbel stijgt heel hoog, wolk krijgt 
een donkere onderkant
Bovenin de wolk ontstaan ijskristallen 
die naar beneden vallen --> regen/
sneeuw/hagel

Slide 23 - Slide

Wat is het verschil in ontstaan van mooiweerwolken en buienwolken?
A
Mooiweerwolken zijn lichter van kleur
B
In mooiweerwolken stroomt de lucht rustiger
C
De temperatuur van de luchtbel vergeleken met de omgeving
D
De hoeveelheid waterdamp in de lucht

Slide 24 - Quiz

0

Slide 25 - Video

Paragraaf 4
Voorwerpen kunnen vrij makkelijk een elektrische lading krijgen. Denk aan een ballon of een plastic glijbaan waar jij een schok van krijgen. 

Onweer werkt vrijwel op dezelfde manier. Daar wrijven ijskristallen en water langs elkaar waardoor een wolk elektrisch geladen wordt. Als de vonk overspringt heb je een bliksem. 

Slide 26 - Slide

Zelfstandig aan de slag
Maak paragraaf 2.4
Het herkennen en verklaren van de verschillende wolken is soms lastig. Kijk daar goed naar.

Ben je klaar?
Ga je werk ook nakijken.
kijk nog eens naar paragraaf 1,23 als je die lastig vond. 

Slide 27 - Slide