2022 - Herhaling

Thema 4
Voortplanting (herhaling)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 4
Voortplanting (herhaling)

Slide 1 - Slide

Proefwerk
Thema 4

Basisstof 2 t/m 4 + 6 t/m 8 + 10
(basisstof 9 hoeft niet)

Slide 2 - Slide

Eicellen zijn groter dan zaadcellen omdat:
A
Ze moeten kunnen zwemmen
B
Ze reservevoedsel bevatten
C
Er een baby in moet kunnen groeien.
D
Een eicel rond is en een zaadcel niet.

Slide 3 - Quiz

Wat doet het hormoon testosteron?

Slide 4 - Open question

Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
In de penis
B
In de prostaat
C
In de teelballen
D
In de zaadblaasjes

Slide 5 - Quiz

In welk deel vindt de bevruchting plaats
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz


In de afbeelding zijn de veranderingen in het baarmoederslijmvlies van een zwangere vrouw gedurende zes weken schematisch weergegeven. Er zijn drie periodes aangegeven, met P, Q en R.
In welke periode heeft innesteling plaatsgevonden?
A
P
B
Q
C
R

Slide 7 - Quiz

Welke weg legt een zaadcel na zaadlozing af?
A
vagina - baarmoeder - eileider - baarmoedermond
B
baarmoeder - vagina - eileider
C
baarmoedermond- eileider - baarmoeder - vagina
D
vagina - baarmoedermond-baarmoeder- eileider

Slide 8 - Quiz

Welk hormoon zorgt voor de opbouw van het baarmoederslijmvlies.

Slide 9 - Open question

Hoe noemen we het samensmelten van zaadcel en eicel?
A
bevruchting
B
innesteling
C
menstruatie
D
ovulatie

Slide 10 - Quiz


In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw bevindt zich het maagdenvlies?
A
In de baarmoeder
B
In de grote schaamlippen
C
In de vagina
D
In de eierstok

Slide 11 - Quiz

Waar vind je follikels en wat is de functie van een follikel?

Slide 12 - Open question

Een klopje cellen hecht zich aan het baarmoederslijmvlies.

Slide 13 - Open question

Hoe noem je het deel van het baarmoederslijmvlies waar het bloed van de embryo vlak langs het bloed van de moeder stroomt?

Slide 14 - Open question

Vruchtwater
Het embryo drijft in het vruchtwater. Het vruchtwater beschermt het emrbyo tegen stoten, uitdroging en temperatuurverandering.
Embryo
Het kind heet in de baarmoeder: embryo.
Navelstreng
Verbinding tussen de placenta en het embryo. In de navelstreng zitten bloedvaten.
Placenta
Deel van de baarmoederwand waar bloed van de moeder vlak langs bloed van het embryo stroomt. Daarom kunnen ze stoffen en zuurstof uitwisselen.
Bloedvaten embryo
Deze bloedvaten raken de bloedvaten van de moeder niet.
Bloedvaten moeder
Door de placenta kunnen er zuurstof en voedingsstoffen aan de baby gegeven worden. 

Slide 15 - Slide

Een ander woord voor stijve penis is 'erectie'. Hoe zorgen zwellichamen ervoor dat een jongen/man een erectie krijgt als zijn eikel wordt gestimuleerd?

Slide 16 - Open question

In welke fase van de bevalling breken de vruchtvliezen?

Slide 17 - Open question

Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Baarmoederhals wordt wijder
Kind wordt naar buiten geperst
Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam

Slide 18 - Drag question

Wat gaat er, de placenta,
van de embryo terug naar de moeder?
A
afvalstoffen
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
A en B

Slide 19 - Quiz


nr. 4
A
placenta
B
zygote
C
vruchtvlies
D
baarmoederwand

Slide 20 - Quiz


nr. 5
A
placenta
B
vruchtwater
C
vruchtvlies
D
baarmoedervocht

Slide 21 - Quiz

De geboorte van een kind begint met samentrekking van spieren in de baarmoederwand. Hoe heten deze samentrekkingen?
A
ontsluiting
B
weeën
C
uitdrijving
D
nageboorte

Slide 22 - Quiz

Welke SOA wordt hieronder beschreven?

Ziekte waarbij er geenroene pus of helder slijm uit de urinebuis kan komen.
A
AIDS
B
Gonorroe
C
Genitale wratten
D
Herpes

Slide 23 - Quiz

Welke SOA wordt hieronder beschreven?

Ziekte waarbij er rode plekjes, blaasjes en zweertjes rondom de geslachtsdelen kunnen ontstaan. De ziekte is niet te genezen en kan regelmatig terugkomen (aanvallen).
A
Chlamydia
B
Gonorroe
C
Genitale wratten
D
Herpes

Slide 24 - Quiz

De anticonceptiepil is het meest gebruikte voorbehoedsmiddel.

Noem nog drie andere methode om conceptie tegen te gaan.

Slide 25 - Open question