Afvalscheiding: Hoe werkt het?

Afvalscheiding: Hoe werkt het?

Leerdoelen

Aan het einde van deze les kun je:
- De verschillende soorten afval benoemen
- Begrijpen waarom afvalscheiding belangrijk is
- Weten hoe je afval op de juiste manier scheidt

Vertel de leerlingen wat ze zullen leren aan het einde van de les.

Wat weet jij al over afvalscheiding?

Wat is afval?

Afval is materiaal dat niet meer nuttig is voor de oorspronkelijke eigenaar. Het kan organisch of niet-organisch zijn.

Laat de leerlingen nadenken over wat afval is en waar het vandaan komt.

Waarom afvalscheiding belangrijk is

Afvalscheiding is belangrijk omdat het afval recyclebaar maakt en het helpt het milieu te beschermen.

Leg uit waarom afvalscheiding belangrijk is en hoe het kan helpen het milieu te beschermen.

Soorten afval

Er zijn verschillende soorten afval zoals
- Plastic
- Papier
- Glas
- GFT-afval
- Restafval

Laat de leerlingen de verschillende soorten afval benoemen.

Plastic

Plastic wordt gemaakt van aardolie en is niet biologisch afbreekbaar. Het kan worden gerecycled en moet worden gescheiden van ander afval.

Leg uit waarom plastic belangrijk is om te scheiden en hoe het kan worden gerecycled.

Papier

Papier is gemaakt van bomen. Het kan worden gerecycled en moet worden gescheiden van ander afval.

Leg uit waarom papier belangrijk is om te scheiden en hoe het kan worden gerecycled.

Glas

Glas kan oneindig worden gerecycled en moet worden gescheiden van ander afval.

Leg uit waarom glas belangrijk is om te scheiden en hoe het kan worden gerecycled.

GFT-afval

GFT-afval staat voor Groente-, Fruit- en Tuinafval. Het kan worden gecomposteerd en moet worden gescheiden van ander afval.

Leg uit waarom GFT-afval belangrijk is om te scheiden en hoe het kan worden gecomposteerd.

Restafval

Restafval is afval dat niet kan worden gerecycled of gecomposteerd. Het moet worden gescheiden van ander afval.

Leg uit waarom restafval belangrijk is om te scheiden en hoe het kan worden verwerkt.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.