Herhaling rekenen 1, 2 en 3

Getallen en breuken

1 / 21

Slide 1: Slide

WiskundeRekenenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Lesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Getallen en breuken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Je kan

Waarde van een cijfer vaststellen
Getallen optellen zoals 365 + 447
Getallen aftrekken zoals 725 - 447
Getallen vermenigvuldigen als 8 x 54
getallen delen zoals 192: 6

Slide 3 - Slide

Je weet

dat een breuk bestaat uit een teller en een noemer (t/n)
Dat als de noemers gelijk zijn de breuken gelijknamig zijn (5/12 en 7/12)
hoe je breuken moet optellen (5/12 + 7/12)
hoe je breuken moet aftrekken (7/12 - 5/12)
hoe je helen uit een breuk kan halen (15/12 = 1 3/12)
hoe je kan vereenvoudigen (1 3/12 = 1 1/4)

Slide 4 - Slide

Getallen optellen/aftrekken

rijgend
splitsen
cijferen

Slide 5 - Slide

Getallen vermenigvuldigen/delen

KEN JE TAFELS
splits (8 x 53 = 8 x 50 + 8 x 3; 164: 4 )
cijferend

Slide 6 - Slide

751

230

441

120

80 + 40 =

110 + 120 =

454 + 297 =

354 + 87 =

Slide 7 - Drag question

982 - 709 is ongeveer

100

200

300

400

Slide 8 - Quiz

423 - 39 is ongeveer

100

200

300

400

Slide 9 - Quiz

1300 - 704 is ongeveer

300

400

500

600

Slide 10 - Quiz

1068 - 459 is ongeveer

300

400

500

600

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

breuken optellen

Slide 13 - Slide

Waar of niet waar?
Bij breuken optellen en aftrekken moet de breuk gelijknamig zijn?

waar

niet waar

Slide 14 - Quiz

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} =

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 2 0 ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 2 3 ​ ​}{​ 2 0 ​}

1

Slide 15 - Quiz

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} =

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 2 0 ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 5 ​}

1

Slide 16 - Quiz

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 6 ​} - \frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​} =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 17 - Quiz

\frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 1 5 ​} - \frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 5 ​} =

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 0 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 5 ​}

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 5 ​}

Slide 18 - Quiz

\frac{​ 1 5 ​ ​}{​ 6 ​}

2 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​}

1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

2 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

2 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​}

Slide 19 - Quiz

\frac{​ 1 3 ​ ​}{​ 8 ​}

1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

1 \frac{​ 5 ​ ​}{​ 8 ​}

1 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 20 - Quiz

aan de slag

kijk in je werkboek of je nog iets kunt maken van blz. 96 - 111

Slide 21 - Slide