In de natuur besteden de meeste dieren een belangrijk deel van hun tijd aan het zoeken naar voedsel en het eten ervan. Voor veel grazende diersoorten is dit ook in een dierentuinsituatie zo: zij lopen op met gras begroeide weiden of krijgen hooi en/of takken, waarmee zij een groot deel van de dag bezig zijn. 's Nachts krijgen zij in de stallen bovendien een portie krachtvoer en/of groenten of fruit. Andere dieren krijgen hun voedsel 's ochtends of 's middags. Bij hen is de hoeveelheid tijd die zij besteden aan het eten van voedsel sterk verminderd en geconcentreerd op een bepaalde tijd van de dag. Dat is onnatuurlijk en kan problemen opleveren, bijvoorbeeld doordat de dieren zich gaan vervelen en daardoor allerlei stereotype (hetzelfde) gedrag gaan vertonen. Op veel manieren wordt geprobeerd dit tegen te gaan, o.a. door het voedsel in kleinere porties verdeeld over de dag te geven.
Vooral intelligente dieren, zoals gorilla's, vervelen zich erg snel. Aangezien eten dé manier is om bezig te blijven, bedenkt men manieren om de apen zo lang mogelijk met hun voedsel bezig te houden. Gorilla’s kunnen hun eten niet zomaar bereiken, ze moeten er echt moeite voor doen. Ze zijn er lang mee bezig en ze worden gestimuleerd naar voedsel te blijven zoeken. Ze krijgen bijvoorbeeld: 1. Houtwol vermengt met zonnebloempitten. 2. Boomstammetjes waarin gaten ijn geboord, opgevuld met honing. 3. Voedsel uit potten die soms wel en niet open zijn.