4 tl hst 10 zuren en basen

zuren en basen= hst 10
4 Tl
1 / 47
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

zuren en basen= hst 10
4 Tl

Slide 1 - Slide

les 1: 10.1 +10.2
- herhaling eigenschappen zure oplossingen, indicatoren, oplosvergelijking + uitleg etsen

hw:  leren 10.1 en 10.2 maken van 10.1 opg 12 t/m 14 en van 10.2 maken 1 t/m 14



Slide 2 - Slide

Zure, neutrale en basische oplossingen (herhaling)
Zuur: moleculaire stof die waterstofatomen (H) bevat en zuur smaakt
Zure oplossing: als een zuur oplost in water ontstaan er H+ (aq) ionen
De zuurgraad= pH waarde loopt van 0 > 7

Base: zeepachtige stof die ontvettend werkt, basen kunnen H+ ionen opnemen, veel basen zijn zouten.
Basische oplossing: als een base oplost in water kunnen de negatieve ionen in de oplossing reageren met H+ ionen in een zuur. 
De zuurgraad= pH waarde loopt van 7 < 14

Een oplossing die geen H+ ionen bevat of kan opnemen is neutraal pH =7 


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

  • zure oplossing:           pH=  je meet aantal H+ ionen in oplossing
  • basische oplossing:  pH = je meet aantal H+ ionen dat wordt opgenomen 
pH meten = "zuurgraad" weten (kan alleen in oplossingen )
pH 0 < 7 = zuur
pH 7>14 =basisch/zeepachtig
pH 7 = neutraal
pH 5,5 = huidneutraal : je huid is een beetje vet, vetten zijn zuur. Cosmetische producten (shampoo, crème enz ) zijn schadelijk als ze een pH hebben die veel hoger of veel lager is dan pH 5,5

Slide 5 - Slide

indicatoren: tonen aan of bepaalde stof aanwezig is 
  • universeel indicatorpapier (=pH papier, controlestrook nodig)
  • rodekoolsap (rood =zuur, paars= neutraal, groen/geel= base)


  • rood lakmoes (=  blauw bij base, rood bij zuur of neutraal,)
  • blauw lakmoes(= blauw bij base of neutraal, rood bij zuur)
  • fenolftaleine (kleurloos bij zuur--> roze bij base)
(Zuur-base indicatoren Binas tabel 36)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

notatie oplossen zuren:  H atomen laten los van zuurmolecuul
--> H+ ionen + negatief geladen 
zuurrest-ion 
  • De totale lading voor- en na oplossen is altijd nul
  • b.v zoutzuur=oplossing van waterstofchloride HCl(g):
      HCl(g)-->H+(aq) + Cl-(aq)           
  • salpeterzuur is een oplossing van waterstofnitraat HNO3(l):
    HNO3(l)-->H+ (aq) + NO3-(aq)     
  • zwavelzuur = H2SO4(l) -> 2 H+ (aq) + SO42-(aq)

Slide 8 - Slide


notatie oplossen moleculaire stof glucose: 
C6H12O6 (s) --> C6H12O6 (aq) (geleidt geen stroom: want geen geladen deeltjes)


Zure oplossing bevat  altijd vrij bewegende  Hion + negatief geladen zuurrestion: geladen deeltjes daarom geleiden zure oplossingen wél stroom 

Notatie waterstofchloride oplossen
HCl (g) --> H+ (aq) + Cl- (aq)         (deze oplossing noem je zoutzuur)  

 Tabel 1 blz 20 en 2 blz 22 goed leren!
Zuur = moleculaire stof maar:  zure oplossing geleidt wél stroom!

Slide 9 - Slide

LEREN: eigenschappen zure oplossingen
(en voorbeelden zie plaatje)

  • bevat H+ ionen 
  • pH <7 (hoe lager hoe zuurder)
  • geleiden stroom, 
  • smaken zuur  (proeven mag niet)
  • reageren met basische stoffen (= neutraliseren)
  • bij elektolyse onstaat H2 gas aan negatieve elektrode
  • sterke zure oplossingen: tasten onedele metalen aan, ontkalken en maken bacteriegroei onmogelijk


Slide 10 - Slide

Etsen: onedelmetaal + zuur                                                  Leren!
Bij deze reactie ontstaat altijd explosief waterstofgas
  • onedele metalen geven makkelijk hun buitenste elektronen af 
  • H+ionen nemen graag elektronen op
  • onedelmetaal + zuur --> metaalion + H2(g)
  • b.v. etsen van koper bij printplaat
    Cu(s) +2H+(aq)--> Cu2+(aq)+ H2(g)
  • ook aantasten van lood is een vorm van etsen
  • Pb(s) +2H+(aq)--> Pb2+(aq)+ H2(g)

Slide 11 - Slide

koolzuur: een instabiel zuur
  • H2CO3(aq) (=koolzuur) ontstaat als 
    koolstofdioxide oplost in water. 

  • Omdat koolstofdioxide niet makkelijk
    oplost valt het zuur snel uit 
    elkaar
    --> wordt dan water met prik

    H2CO3(aq) <=> H2O(l) + CO2(g)
  • deze reactie blijft heen en weer gaan



Slide 12 - Slide

les 2: 10.3  basen + basische oplossingen 
- vragen hw  
- namen, notaties en toep zuren en oplossingen
-  
eigenschappen basen: 
- uitleg notatie oplossen base + bekenden basen die je moet weten
Meld jezelf aan bij digiboek!!

hw: leren 10.1 en 10.2 en maken: 10.2 opg 15 t/m 20 + maken test jezelf 10.1 (in het digiboek)

Slide 13 - Slide

Naam zuur                Notatie oplossing                  Naam oplossing + toepassing 
Waterstofchloride     HCl(g)-> H+(aq) + Cl-(aq)           Zoutzuur: cementresten verwijderen
Salpeterzuur              HNO3(l)-> H+(aq) +  NO3- (aq)    Salpeterzuuroplossing: kunstmest,
                                                                                                 explosieven (en in zure regen)
Zwavelzuur              H2SO4(l)->  2 H+(aq) + SO42- (aq)  Zwavelzuuroplossing:  accu's, 
                                                                                                 katalysator   (en in zure regen)
Azijnzuur                      HAc(l)->  H+(aq)  +  Ac- (aq)         Azijnzuuroplossing: azijn, schoon-                                                                                                      maakazijn (ontkalken waterkoker)  Koolzuur             H2CO3(aq)<=>   2 H+(aq) + CO32- (aq)  Koolzuurhoudendwater: frisdrank
  
Leren: Namen, notatie en toepassingen bekende zure oplossingen

Slide 14 - Slide

basen/basische stoffen

  •  kan  H+ ionen opnemen 
  • smaken zeepachtig (niet proeven!)
  • reageren met zure stoffen (=neutraliseren)
  • kunnen vet (=zuur) verwijderen tijdens zuur base reactie -> tasten huid aan want die is lichtzuur (pH 5,5) 
  • basische oplossingen geleiden stroom
  • kleuren rood lakmoes blauw (blauw blijft blauw)



Slide 15 - Slide

noteren oplossen  basen

  • de base staat een positief zoution af waardoor er een negatief basisch ion  ontstaat. b.v. oplossen van natriumhydroxide in water 
NaOH(s)Na+(aq)+OH(aq)
triviale naam             samenstelling oplossing

Slide 16 - Slide


Andere bekende basische oplossingen en toepassingen
die je moet kennen!
aq
aq
aq

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Video

Gevaren gootsteenontstopper
  • Het kan leidingen aantasten, 
  • Er kan veel warmte ontwikkeling ontstaan als je het gebruikt,
  • Het kan brandwonden veroorzaken in contact met de huid. 
  • Het is daardoor slecht ook slecht voor het milieu,
  • Wat dan wel? 1x per week paar minuten doorspoelen met afwasmiddel en erg heet water
  • Voorkom een verstopping als deze van 130 ton zwaar en 250 meter lang,  in Whitechapel in Londen. 
  • Die moest worden weggeschept!!!
Gootsteenontstopper is zeer agressief,

Slide 21 - Slide

les
- vragen ? wat samen bespreken? 
- uitleg zuur base reactie 
- verder met hw

Slide 22 - Slide

neutraliseren =  zuur + base--> pH neutraal
  • er onstaat vaak water, soms water en koolstofdioxide
  •  b.v. H+ + OH---> H2O(l)

  • bij ammonia met zuur ontstaat alleen ammonium:
    NH3(g) + H+ --> NH4+(aq)
  • er kan veel warmte ontstaan bij een zuur-base reactie of zelfs schadelijke stoffen ontstaan b.v. chloorgas of het explosieve waterstofgas, dus nooit  zomaar mengen!!
Niet mengen
Neutraliseren kan gevaarlijk zijn!

(aq)
(aq)
(aq)

Slide 23 - Slide

Regels zuur-base reactie 
  1. noteer alleen de deeltjes die meedoen aan de reactie (rest = tribune ion)
  2. hoeveel H+kan het zuur afgeven, hoeveel H+ ionen kan base opnemen?
  3. reactievergelijking opstellen waarbij geldt:
    - voor- en na de reactie is lading gelijk (meestal 0!)
    - voor- en na reactie van elke atoomsoort evenveel (= kloppend maken)
  4. meestal  water gevormd (soms ook koolstofdioxide of alleen ammonium) zie ook volgende slide

Slide 24 - Slide

standaard zuur-base reacties
zuur
base
-->
reactieproduct(en)
   H+(aq)
OH-(aq)
-->
 H2O(l)
2
O2-(aq)
-->
2
CO32-(aq)
-->
               +CO2(g)
NH3(aq)
-->
NH4+(aq) (=ammoniumion)

Slide 25 - Slide

zure regen door luchtvervuiling

  • Verbranding van brandstoffen die zwavelatomen bevatten leveren zwaveldioxide (SO2(g)) in contact met waterdamp ontstaat zwavelzuur
     
    H+ (aq) + SO42- (aq) 
  • Verbrandingen met hoge temperaturen leveren stikstofoxiden (NOx = verzamelnaam voor alle stikstofoxides) in contact met water ontstaat saltpeterzuur (H+ (aq) + NO3- (aq) ) 
  • -->zure regen....gevolgen op mens,  milieu en gebouwen moet je kennen!.

Slide 26 - Slide

Hard water (bevat veel Ca2+ ionen) bij verwarmen van hard water ontstaat
 CaCO3  = kalkaanslag/ketelsteen 

Dit kun je verwijderen met behulp van schoonmaakazijn dan ben je 
aan het "ontkalken"

Reactievergelijking van ontkalken verwarmingselement met azijn
CaCO3 + 2H+ → Ca2+ (aq) + CO2 (g) + H2O (l)



Ontkalken van een verwarmingselement

Slide 27 - Slide

les 6: 
- vragen ? 
- uitleg titreren  
- verder met hw
hw: leren 10.4 afmaken t/m opg 14

leren par 10.5 en maken 1 t/m 6 (inclusief nakijken en verbeteren)


Slide 28 - Slide

demonstratieproef titreren
Demonstratieproef en uitleg titreren

Slide 29 - Slide

  • voeg een indicator toe aan de erlenmeyer waarin de te titreren stof zit (vaak fenolftaleiine)
  • voeg druppelsgewijs een stof met tegenovergestelde pH waarde voegen
  • tot er blijvend kleuromslag is
  • aflezen buret van boven naar onder
  • van de stof die getitreerd wordt moeten in de tekst nog meer gegevens staan
  • verhoudingstabel maken zie hiernaast
  • en de onbekende hoeveelheid uitrekenen
  • van de stof die getitreerd wordt moet bekend zijn hoeveel mg met 1 ml van de titratievloeistof reageert (in de tekst gegeven)
  • voeg indicator toe aan de te titreren stof   
  • titratievloeistof (met tegenovergestelde pH) druppelen tot blijvend kleuromslag  aflezen buret van boven naar beneden 
  • met verhoudingstabel onbekende hoeveelheid uitrekenen 
Er is:  A =19,4 x 55= 1067 mg azijnzuur aanwezig in de erlenmeyer . Als je weet in hoeveel mL (b.v 25 mL azijn)deze hoeveelheid azijnzuur zat kun je de concentratie berekenen.   concentratie azijnzuur= deel/geheel = 1067 mg/25 mL = 42,7 mg/mL
titreren=neutraliseren (b.v. concentratie azijnzuur bepalen)

Slide 30 - Slide

Dus algemene aanpak titratierekenopdracht: 
  • gevraagd(= A): (inclusief eenheid) vaak in 1e of laatste regel van tekst 
  • gegeven: noteer alleen gegevens die nodig zijn incl eenheden, welke indicator gebruikt
  • oplossing: maak een verhoudingstabel 
Noteer altijd: 
titratievloeistof (in mL)
zit in buret vaak natronloog
stof waarvan je aantal mg moet berekenen 
gegeven: in tekst staat hoeveel mL neutraliseert bekende hoeveelheid van gevraagde stof
gevraagd: in tekst staat hoeveel mL titratievloeistof toegediend tot omslagpunt/kleurverandering 

A

Slide 31 - Slide


  • controleer je oplossing: heb je antwoord gegeven op vraag? in de juiste eenheid?






    Dus : A x 170 mL = 10,4 mL x 100 mg --> A = 6,12 mg
    Er zit dus  6,12 mg citroenzuur in 10 mL citroensap
b.v. opg 7b blz 116 uit 3A boek
titratievloeistof (in mL)
natronloog
stof waarvan je aantal mg moet berekenen 
gegeven: hoeveel mL neutraliseert bekende hoeveelheid gevraagde stof
170 mL
100 mg citroenzuur
gevraagd: hoeveel mL titratievloeistof toegediend tot kleurverandering 
10,4 mL
A=....mg citroenzuur

Slide 32 - Slide

  • gevraagd: hoeveel g werkzame stof in 1 ontkalkingstablet
  • oplossing:  





    Dus : A x 1,00 mL = 15,4 mL x 0,135 g --> A = 2,.079g 
    Er zit dus 2,0925 g werkzame stof in 25,0 mL kalkoplossing
  • controleer oplossing: in 200 mL zit dus 200: 25,0 = 8x zoveel dus 16,63 g werkzame stof zit in 1 kalktablet opgelost






    Dus : A x 170 mL = 10,4 mL x 100 mg --> A = 6,12 mg
    Er zit dus  6,12 mg citroenzuur in 10 mL citroensap
b.v. opg 8 blz 116 uit het 3A boek
titratievloeistof (in mL)
natronloog
stof waarvan je aantal mg moet berekenen 
gegeven: hoeveel mL neutraliseert bekende hoeveelheid gevraagde stof
1,00 mL
0,135 g werkzame stof
gevraagd: hoeveel mL titratievloeistof toegediend tot kleurverandering 
15,4 mL
A=....g werkzame stof
!bij deze opdracht moet je super goed lezen om te zien welk volume je linksonder in het schema moet invullen!

Slide 33 - Slide

Moleculaire stof met H atomen die goed kan oplossen waarbij  H+ ionen ontstaan
Bij oplossen:
  • H+ (aq)( -> pH 0-7) + neg zuurrestion 
  • oplossingen smaken zuur, geleiden stroom 
  •  bij elektolyse zuur/ bij etsen ontstaat H2(g) 



  • sterke zuren ontkalken/ tasten onedele metalen aan/ voorkomen bacteriegroei
kenmerken zuren(+oplossingen) en  basen (+oplossingen)
Moleculaire stof die H+ ionen kan opnemen
Bij oplossen:
  •  ontstaan neg ionen (->pH 7-14) 
  •  smaken zeepachtig (niet proeven!), geleiden stroom, kunnen vet verwijderen
  • sterke basen tasten huid aan
  • reageren met zure stoffen (=neutraliseren)
  • hierbij ontstaat meestal water + soms koolzuurgas
  • uitzondering waarbij geen water ontstaat:
    ammonia+ zuur-> ammonium
    NH3(aq)+ H+(aq) --> NH4+(aq)

Slide 34 - Slide

1e uur: demo titreren en reactie zuur met metaal
2e uur: herhaling ontharden water en concentratie berekenen
demo video-opdr zouten oplossen 
hw maken

 hw: Afmaken 10.5

en bijwerken in de online methode test jezelf hst 10 t/m par 10.4

Slide 35 - Slide

Mg met zoutzuuroplossing
  • Voor: Mg = vast, zilverachtige metaalglans, H+(aq)+Cl-(aq)= vloeibaar, kleur en geurloos
  • Tijdens: Mg wordt wit, vloeistof gaat bruisen, Mg verdwijnt, vloeistof wordt warm, er ontstaat condens in de buis (soms damp uit buisje)
  • Na: kleurloze vloeistof 
  • Conclusie: reactie want verandering van kleur(zilver wordt wit), ontstaan gas(want vloeistof gaat bruisen), verdwijnen Mg, ontstaan van condens, ontstaan van warmte
  • Rv: Mg(s)+ 2 H+(aq)(+Cl-(aq) tribune-ion)--> Mg2+(aq) + H2(g)(+Cl-(aq) tribune-ion)
  • Proef B: op volgende slide


Proef A: 

Slide 36 - Slide

Mg met zoutzuuroplossing
  • Voor:  kleur en geurloos gas
  • Tijdens: (bij aansteken gas) blaffend geluid (en soms steekvlam)
  • Na: condens in de buis
  • Conclusie: reactie want ontstaan van geluid (ontstaan steekvlam) en  ontstaan van condens. Het ontstaan van blaffend geluid wijst erop dat het gas dat was ontstaan bij proef A waterstofgas moet zijn. 
    Dit was een verbrandingsreactie namelijk de verbranding van waterstofgas
  • Rv: 2 H2(g) + O2(g)--> 2 H2O(l)

Proef B: 

Slide 37 - Slide

Herhaling: Hard water en ontharden
Hard water bevat calcium en magnesium ionen
De hardheid van water druk je uit
in Duitse Hardheidsgraden (DH):
1 DH = 7,1 mg Ca2+ per liter 


Water kun je ontharden door:
  • vooraf verhitten. 
  • ontharder toevoegen. 
  • ionenwisselaar gebruiken. 
  • groene zeep gebruiken.

Slide 38 - Slide

4 manieren ontharden: nr 1 Verhitten van hard water:

Ca2+ (aq) + 2HCO3- (aq) --> CaCO3(s) + CO2(aq) + H2O (l).


Nadeel: Er ontstaat calciumcarbonaat (= kalkaanslag/ ketelsteen) 

Andere nadelen hardwater:
- meer zeep nodig bij het wassen.
- er ontstaat kalkzeep (geeft witte vlekken op donkere kleding)

Slide 39 - Slide

3 manieren ontharden: Nr 2 ontharder toevoegen. 




Een ontharder bevat een negatief ion (-)dat met Ca2+ een neerslag veroorzaakt. De neerslag kun je vervolgens filtreren. 

Slide 40 - Slide

3 manieren ontharden: Nr 3 ionenwisselaar
  • De ionenwisselaar wisselt ionen van de ene soort in voor de andere soort
  • In dit voorbeeld bevat de wisselaar natriumionen en worden steeds 2 van deze ionen vervangen door 1 calciumion dus Na:Ca=2:1
  • Hierdoor  bevat het water na afloop dus minder calciumionen en meer natriumionen

Slide 41 - Slide

4:     Ontharden met groene zeep



Groene zeep schuimt slecht in hard water. 
Want de calcium-ionen reageren namelijk met de zeep-ionen.
 

De gevormde neerslag noem je kalkzeep. 

Deze methode gebruik je niet vaak, omdat het gevormde kalkzeep neerslaat als een vettige stof op je donkere kleding.

Slide 42 - Slide

pH = concentratie met logaritmische schaal

                                                      
  • zure oplossing:  sterk zuur -> hogere concentratie H+ ionen→  lagere pH  
  • bij verdunnen zure oplossing krijg je steeds minder H+ionen/L -> pH omhoog  (maximaal tot iets onder pH 7)
  • basische oplossing: hoe basischer des te meer concentratie H+ ionen afneemt  omdat  H+ worden weggevangen door de base → pH  omlaag



concentratie=geheel(deel)
in g/L

Slide 43 - Slide

cobaltIIchloride met natriumhydroxide:
Bekijk de video op de volgende slide en beantwoord de vragen:
  1. Geef de formule van cobaltIIchloride
  2. Noteer de oplosvergelijking voor cobaltIIchloride
  3. Geef de formule van natriumhydroxide
  4. Noteer de oplosvergelijking voor natriumhydroxide
  5. Leg met behulp van een oplosbaarheidsschema en een reactievergelijking uit welke stof er gevormd word in de video

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Link

oplossing cobaltIIchloride met natriumhydroxide:
  1. via 4 stappenplan zout formule cobaltIIchloride -> CoCl2(s)
  2. oplosvergelijking: CoCl2(s)  -> Co2+(aq) + 2 Cl-(aq)
  3. via 4 stappenplan zout formule natriumhydroxide-> Na(OH)(s)
  4. oplosvergelijking:Na(OH)(s) -> Na+(aq) + OH-(aq) 
  5. oplosbaarheidsschema met Binas -> overal g, van cobalthydroxide weet je niks dus moet dat slecht oplosbaar zijn -> reactievergelijking 
    Co2+(aq) + 2 OH-(aq) --> Co(OH)2(s)

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Link