Oefentoets Thema 3 Voortplanting en ontwikkeling

Oefentoets Thema Voortplanting en Ontwikkeling
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets Thema Voortplanting en Ontwikkeling

Slide 1 - Slide

A: juist / onjuist vragen

Slide 2 - Slide

Alle voorbehoedmiddelen beschermen tegen een soa.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Bij de ontsluiting tijdens de bevalling worden de baarmoederhals en baarmoedermond wijder.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

In  deze afbeelding (afb 1) zie je de afbraak en opbouw van het baarmoederslijmvlies tijdens de menstruatiecyclus.

Slide 5 - Slide

In afbeelding 1 zie je dat de menstruatie begint op dag 1 van de cyclus.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Een vrouw is tot 24 uur na de ovulatie vruchtbaar
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

De prostaat vervoert urine en sperma.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

In de afbeelding hiernaast (afb 2) is een baarmoeder met een ongeboren kind schematisch getekend.

Slide 9 - Slide

In afbeelding 2 is de navelstreng aangegeven met nummer 2.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Bij een normale geboorte komt het hoofdje eerst naar buiten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

In de afbeelding hiernaast (afb 3)  is het voortplantingsstelsel van de vrouw schematisch weergegeven.

Slide 12 - Slide

In afbeelding 3 is de urinebuis aangegeven met nummer 6.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Meerkeuze vragen

Slide 14 - Slide

Welke geslachtskenmerken zijn vanaf de geboorte zichtbaar?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
D
Geen van beide

Slide 15 - Quiz

Voortplantingsorgaan
van de man (afb 5)

Slide 16 - Slide

Bij de mens bevatten lichaamscellen 46 chromosomen.

In welk orgaan of in welke organen (zie afb. 5) worden cellen geproduceerd die 23 chromosomen bevatten?

A
Alleen in orgaan 5.
B
Alleen in orgaan 6 en 7
C
Alleen in de organen 2, 6 en 7.
D
Alleen in orgaan 7.

Slide 17 - Quiz

Welke uitspraak over zaadcellen is waar?
A
Zaadcellen bevatten veel reservevoedsel
B
Zaadcellen kunnen niet zelf bewegen
C
Zaadcellen worden steeds nieuw aangemaakt.

Slide 18 - Quiz

Wanneer spreken we van een bevruchting
A
Als een man klaarkomt
B
Als een vrouw ongesteld wordt
C
Als de spermacel en eicel samengesmolten zijn
D
Als een vrouw een ovulatie heeft

Slide 19 - Quiz

Wat gebeurt er na de bevruchting van de eicel?
A
De bevruchte eicel deelt zich een aantal keer.
B
De menstruatiecyclus begint opnieuw
C
Het gele lichaam sterft meteen af.

Slide 20 - Quiz

Sterilisatie, wat wordt bij een man afgesloten?
A
Zaadleiders
B
Eileiders
C
Zaadballen
D
Bijballen

Slide 21 - Quiz

Welk middel zorgt dat de vrouw geen eisprong krijgt?
A
de pil
B
een spiraal
C
het condoom
D
sterilisatie van de vrouw

Slide 22 - Quiz

Vrouwen die ongewenst zwanger zijn, kunnen hun zwangerschap laten afbreken. Dit kan op vier verschillende manieren:
1 met de morning-afterpil;
2 met de abortuspil;
3 met een zuigcurettage;
4 met een late abortus.

Slide 23 - Slide

Tess is vijf weken zwanger. De zwangerschap is niet gewenst.
Op welke manier of manieren kan zij haar zwangerschap laten afbreken?

A
Alleen met 1.
B
Met 1 en 2.
C
Met 2 en 3.
D
Alleen met 3.

Slide 24 - Quiz

De geboorte van
een veulen (afb 4)

Slide 25 - Slide

Er kan veel fout gaan tijdens zo’n geboorte. Het veulen kan bijvoorbeeld zuurstofgebrek krijgen. (zie afb 4)

In welk geval is de kans op zuurstofgebrek bij het veulen het grootst?

A
Wanneer de navelstreng breekt bij een normale ligging.
B
Wanneer de navelstreng breekt bij een stuitligging.
C
Wanneer de vruchtvliezen breken bij een normale ligging
D
Wanneer de vruchtvliezen breken bij een stuitligging.

Slide 26 - Quiz

Een zwangerschap verloopt niet altijd goed. Er kan bijvoorbeeld een buitenbaarmoederlijke zwangerschap optreden. Dit betekent dat het embryo niet wordt vervoerd naar de baarmoeder.

Waar vindt de innesteling in dat geval plaats?

A
In de eileider
B
In de eierstok.
C
In de urineblaas.

Slide 27 - Quiz

1. Vruchtvliezen zijn vliezen om het embryo en vruchtwater
heen.
2. De functie van de vruchtvliezen: Zij beschermen de embryo
tegen uitdroging, stoten en wisselingen in temperatuur
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 nietwaar 2 waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 28 - Quiz

Lees de volgende situaties.



1    Bert en Sandra hebben geen geslachtsgemeenschap als Sandra in haar vruchtbare periode zit.

2    Cécil en Marc gebruiken een pessarium zonder zaaddodende pasta als ze geslachtsgemeenschap hebben.

3    Elif heeft een hormoonspiraaltje in haar baarmoeder laten plaatsen.

4    Moïza gebruikt de pil, maar soms vergeet ze hem te slikken.

Slide 29 - Slide

In welke situatie is de kans op een zwangerschap het kleinst?
A
In situatie 1.
B
In situatie 2.
C
In situatie 3.
D
In situatie 4.

Slide 30 - Quiz

Uit een voorlichtingsfolder over soa’s.
Mensen met deze aandoening voelen zich vaak erg moe. Ook kunnen klachten als misselijkheid en buikpijn optreden. De ziekte moet vanzelf genezen, maar dit gebeurt niet altijd. Het gevolg kan zijn dat de lever schade oploopt.

Slide 31 - Slide

Over welke soa gaat het in de tekst van de afbeelding
A
Candida.
B
Chlamydia.
C
Hepatitis B
D
Syfilis

Slide 32 - Quiz

Leg uit waardoor de meeste vrouwen rond hun 50e levensjaar niet meer vruchtbaar zijn.

Slide 33 - Open question

Onvruchtbare muizen










Bij een onderzoek naar de voortplanting van muizen, werd een muis ontdekt die onvruchtbaar was. Wetenschappers stelden vast dat de productie van de zaadcellen bij deze muis niet goed ging. Als gevolg hiervan waren de zaadcellen rond. Bovendien hadden de zaadcellen geen zweepstaart.

Slide 34 - Slide

Leg uit dat een zaadcel zonder zweepstaart niet voor bevruchting kan zorgen.

Slide 35 - Open question

  tekening 1                                 tekening 2.       
Hiernaast zie je een afbeelding van de mitose en de meiose.

Slide 36 - Slide

In de afbeelding (afb 6) geven beide tekeningen schematisch een delende cel van een mug weer.
Een mug heeft zes chromosomen in een lichaamscel.
Elke lichaamscel bevat drie paar chromosomen.

Geeft tekening 1 of tekening 2 een moment uit een reductiedeling (meiose) van een mug weer?
Leg je antwoord uit.


Slide 37 - Open question

Het geslachtsorgaan van een mannetjeshond (reu) werkt hetzelfde als dat van een mens. Bij castratie wordt een reu onvruchtbaar gemaakt. Na de castratie wordt de reu rustiger: hij vertoont bijvoorbeeld geen agressief gedrag meer. Normaal wordt agressief gedrag veroorzaakt door testosteron.

Slide 38 - Slide

Welk deel van het voortplantingsstelsel van de reu is verwijderd tijdens de castratie?

Slide 39 - Open question

Al jaren wordt onderzoek gedaan naar een anticonceptiepil voor mannen: de mannenpil. Hierbij krijgen mannen een pil met daarin vrouwelijke geslachtshormonen (oestrogenen). Dit zorgt ervoor dat de zaadproductie stil komt te liggen. Daarnaast krijgen de mannen ook extra testosteron toegediend.

Slide 40 - Slide

Wat is de reden dat mannen extra testosteron krijgen, als ze de mannenpil slikken?

Slide 41 - Open question

In de afbeelding hieronder zie je de processen in een eierstok wanneer er geen bevruchting optreedt. Deze processen zijn aangegeven met de nummers 1 tot en met 4.

Slide 42 - Slide

Geef aan welke processen met de nummers 1 tot en met 4 zijn aangegeven.
Gebruik hierbij: follikelrijping ‒ gele lichaam ‒ ovulatie ‒ sterft af.

Slide 43 - Open question





De BAARMOEDER / PLACENTA is opgebouwd uit het weefsel van het embryo en van de moeder.

De navelstreng wordt aangelegd uit weefsel van HET EMBRYO / DE MOEDER.

De twee vruchtvliezen zijn weefsels van HET EMBRYO / DE MOEDER.

Slide 44 - Slide

Welke woorden horen in de zinnen van de vorige afbeelding?
A
PLACENTA/EMBRYO/EMBRYO
B
BAARMOEDER/EMBRYO/DE MOEDER.
C
PLACENTA/EMBRYO/DE MOEDER
D
BAARMOEDER/DE MOEDER/DE MOEDER

Slide 45 - Quiz

Klaar!!!

Slide 46 - Slide