5.3 Lezen - tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm - les 1

Lezen 5.3 - les 1
Vandaag leer je:

  • twee nieuwe tekstdoelen herkennen:
    > overtuigen en activeren
  • tekstsoorten en tekstvormen herkennen

Maar eerst: de opfrisquiz !


1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lezen 5.3 - les 1
Vandaag leer je:

  • twee nieuwe tekstdoelen herkennen:
    > overtuigen en activeren
  • tekstsoorten en tekstvormen herkennen

Maar eerst: de opfrisquiz !


Slide 1 - Slide

Wat lees je niet als je de leesstrategie 'verkennend lezen' gebruikt?
A
inleiding en slot
B
titel en plaatjes
C
de bron
D
het middenstuk

Slide 2 - Quiz


Met welke leesstrategie vind je het onderwerp van een tekst?
A
verkennend lezen
B
studerend lezen
C
nauwkeurig lezen
D
alle drie

Slide 3 - Quiz

Hoe vind je de hoofdgedachte
van een tekst?
A
Alleen de titel en de illustraties gebruiken
B
de inleiding lezen
C
Alle kernzinnen lezen
D
de titel, de inleiding en/of het slot

Slide 4 - Quiz

De hoofdgedachte van een tekst..
A
is hetzelfde als het onderwerp van de tekst
B
hoef je niet te weten.
C
schrijf je op als een zin
D
schrijf je op als een woordgroep

Slide 5 - Quiz

Welke twee tekstdoelen ken je al?
Wat wil de schrijver daarmee?
Noem er een voorbeeld van een tekst bij.

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Leesdoel en tekstdoel
Wat wil jij als lezer bereiken als je een tekst leest = leesdoel

Wat wil de schrijver met de tekst  bereiken bij de lezer = tekstdoel

Slide 8 - Slide

Tekstdoel overtuigen, betogen
De schrijver wil jou overtuigen van zijn mening! 
Dat is het hoofddoel. 

Natuurlijk staat er ook informatie in de tekst, maar
dat is ter ondersteuning van zijn/haar mening! 

Slide 9 - Slide

Tekstdoel activeren
Oproep om iets te doen! De lezer moet actie ondernemen.

Natuurlijk staat er ook informatie in de tekst maar dit is niet het belangrijkste tekstdoel!

LET OP: als er in een opdracht naar het tekstdoel gevraagd wordt, kies dan het belangrijkste.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Tekstsoorten:

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Welke tekstsoort?
A
informatieve tekst
B
activerende tekst
C
amuserende tekst
D
betogende tekst

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Welke tekstsoort?
A
informatieve tekst
B
activerende tekst
C
amuserende tekst
D
betogende tekst

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Welke tekstsoort?
A
informatieve tekst
B
activerende tekst
C
amuserende tekst
D
betogende tekst

Slide 18 - Quiz

Welke tekstsoort?
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 19 - Quiz

Welke tekstsoort?
A
informerende tekst
B
amuserende tekst
C
activerende tekst
D
betogende tekst

Slide 20 - Quiz

Tekstvormen
Noem


Ken jij een tekstvorm bij iedere tekstsoort?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Vragen?
Aan de slag met de opdrachten!

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

intussen
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
tijdsvolgorde verband
D
uitleggend verband

Slide 26 - Quiz

hieruit volgt
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
tijdsvolgorde verband
D
uitleggend verband

Slide 27 - Quiz

dat wil zeggen
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
tijdsvolgorde verband
D
uitleggend verband

Slide 28 - Quiz

dan ook
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
tijdsvolgorde verband
D
uitleggend verband

Slide 29 - Quiz

daarom
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
tijdsvolgorde verband
D
uitleggend verband

Slide 30 - Quiz

immers
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
tijdsvolgorde verband
D
uitleggend verband

Slide 31 - Quiz

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 32 - Drag question

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel.
Amuseren
Informeren
overtuigen
Activeren
Reclamefolder
Stripverhaal
oproep lid te worden
Handleiding
nieuwsbericht
Recept
klachtenbrief
Verslag

Slide 33 - Drag question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
uitleggend
echter
evenwel
tevens
zoals
daarnaast
zo

Slide 34 - Drag question

Pak je boek 1B voor je
Ga naar 5.3 tekst 4
Verken tekst 4
Op de volgende slides komen vragen!

Slide 35 - Slide

Wat is het tekstdoel van tekst 4?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 36 - Quiz

Tekst 4
Tekst 4 is een betoog!
Wat is het onderwerp van tekst 4?

Slide 37 - Slide

Wat is het onderwerp van tekst 4?
A
kinderen van asielzoekers
B
hoe kinderen in asielzoekerscentra leven
C
De situatie van kinderen in Nederlandse asielzoekerscentra
D
Geen van de antwoorden is goed.

Slide 38 - Quiz

Wat voor soort informatie verwacht je in de kern van de tekst (alinea 2-5)
A
Je verwacht dat de schrijver zijn mening geeft
B
Je verwacht dat de schrijver met argumenten komt.
C
Je verwacht een conclusie.
D
Geen van de antwoorden is goed

Slide 39 - Quiz

Wat is de kernzin van alinea 2?
A
De eerste zin
B
De tweede zin
C
De laatste zin
D
De een na laatste zin

Slide 40 - Quiz

Wat is de kernzin van alinea 3?
A
De eerste zin
B
De tweede zin
C
De laatste zin
D
De een na laatste zin

Slide 41 - Quiz

tekst 4
Lees alinea 6

Slide 42 - Slide

Noteer het signaalwoord voor een concluderend verband uit alinea 6

Slide 43 - Open question