Jaap loopt stage bij de facilitaire dienst van een groot vergadercentrum. Hij krijgt de opdracht om de gang te dweilen.
‘Aan de kant,’ zegt Jaap nogal onvriendelijk tegen een groepje bezoekers. ‘Nou, nou, dat kun je toch ook wel anders vragen?’, reageert een van hen. Jaap kijkt boos ‘Als jullie blijven staan kan ik echt niet schoonmaken’.
Carla die bij de receptie zit, ziet en hoort wat er gebeurt en loopt naar hem toe. Ze zegt ‘Jaap, je kunt niet op zo’n toon tegen de mensen praten. Jij hoort bij onze organisatie. Straks willen de mensen niet meer bij ons komen vergaderen.’
Jaap schrikt ervan, hij dacht dat hij het juist goed gedaan had.