H4 + H5 woordenschat

Planning
Openen (5)
Woordenschat H4 (15)
Aan de slag! (25)
Woordenschat H5 (15)
Nakijken (10)



1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Planning
Openen (5)
Woordenschat H4 (15)
Aan de slag! (25)
Woordenschat H5 (15)
Nakijken (10)



Slide 1 - Slide

H4 Woordenschat - tegenstellingen

Lesdoel: 
  • Ik kan een tegenstelling in de tekst vinden.
  • Ik kan de betekenis van een onbekend woord achterhalen met behulp van een tegenstelling.



Slide 2 - Slide

Er zijn dit jaar al drie woordraadstrategieën behandeld. Weet je nog welke?
Tip: je antwoord begint met 'zoek een'.

Slide 3 - Open question

Woordenschat H4
Vandaag leer je een 4e strategie om de betekenis van een woord te zoeken: zoek een tegenstelling.

Er staat soms een tegenstelling van het (moeilijke) woord in de tekst. Als je de twee tegengestelde woorden vindt, kun je de betekenis van het moeilijke woord eruit afleiden. 

Slide 4 - Slide

Want:

groot                 -                klein 


deze tegenstelling kennen we allemaal.
Maar wat als je de betekenis van (één van de) woorden niet kent?

Slide 5 - Slide

Woordenschat H4
Zoals in de zin:
Deze ziekte veroorzaakt zowel psychische als somatische klachten. 

moeilijk woord = somatische
  • somatisch is een tegenstelling van psychisch
(het tegenovergestelde). 

Slide 6 - Slide

Dus wat betekent somatisch?
A
geestelijk
B
lichamelijk
C
verstandig
D
ziek

Slide 7 - Quiz

1. Hoe herken je een tegenstelling?
Aan de vorm: soms is de tegenstelling een basiswoord plus een voorvoegsel a-, on-, in-, il-, im-, ir- (=niet):

Bijvoorbeeld: 
technisch<-> atechnisch, 
acceptabel<->onacceptabel, 
reëel <-> irreëel

Slide 8 - Slide

Dus bij deze uitleg:
Welk woord is een vorm van een tegenstelling?
A
illustratie
B
impact
C
onder
D
imperfect

Slide 9 - Quiz

2. Hoe herken je een tegenstelling?
Soms wordt de tegenstelling gevormd door het voorvoegsel te vervangen.

Bijvoorbeeld:
intern <-> extern, 
oplopen <-> aflopen, 
autochtoon <-> allochtoon.

Slide 10 - Slide

3. Hoe herken je een tegenstelling?
De tegenstelling kan ook een heel ander woord zijn.

Bijvoorbeeld: 
mentaal <-> fysiek
progressie <-> stilstand

Slide 11 - Slide

Woordenschat H4
Signaalwoorden die een tegenstelling aangeven zijn:
maar, anderzijds, daarentegen, echter, hoewel, aan de andere kant, tegenover.



Slide 12 - Slide

Woordenschat H4
Een voorbeeld:
Voor deze klus moet je geen poreus, maar waterdicht materiaal gebruiken.

moeilijk woord = poreus
Wat geeft de tegenstelling aan?
maar, dus poreus is een tegenstelling van waterdicht

Slide 13 - Slide

Aan de slag!
Wat? Maken opdracht 2 en 4 van Woordenschat H4
Hoe? Lesboek en schrift
Tijd? 25 minuten
Hulp? Je werkt zelfstandig
Klaar? Zie leerstofoverzicht en ga daarmee aan de slag!

Slide 14 - Slide

De vijf woordraadstrategieën

H1: Zoek naar een synoniem

H2: Omschrijving van het woord

H3: Voorbeeld

H4: Tegenstelling

H5: Bekend woorddeel

Slide 15 - Slide

Welke strategie wordt hier gebruikt?

Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving

Slide 16 - Quiz

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 17 - Quiz

Een bekend woorddeel zoeken
  • Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord (woorddeel)
  • Dit kan bij: 
  1. Woorden die samengesteld zijn (inkoopmedewerker)

  2. Woorden met een voorvoegsel (ongezond)
  3. Achtervoegsel (naamloos)

Slide 18 - Slide

Zo zoek je een bekend woorddeel
  • Kijk welke delen van het woord jij al kent. 
  • Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, ont-, her-.
  • Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos.

Slide 19 - Slide

Zoek naar een bekend woorddeel
Dat kan bij:
  1. Samengestelde woorden
    (thuiswerken, zorgpersoneel, coronamaatregelen...)
  2. Afleidingen
  • Woorden met een voorvoegsel (ongewild, herinrichten...)
  • Woorden met een achtervoegsel (draadloos, prikkelbaar...)
  • Beide (onoplosbaar, onwenselijk)

Slide 20 - Slide

Samenstelling

Woorden die bestaan uit twee of meer andere woorden. 

Interieurbouw 
Bouwsteen
Bioscoopkaartje
Zonnebril
Klassenfeest
Afleiding

Een woord met een voor- en/of achtervoegsel.

woord: bouw(en)
Verbouwen
Verbouwing
Afbouwen
Gebouw

Slide 21 - Slide

Afbreekbaar
A
Samenstelling
B
Afleiding

Slide 22 - Quiz

winstberekening
A
Samenstelling
B
Afleiding

Slide 23 - Quiz

Maak een samenstelling en een afleiding met het werkwoord: verf/verven

Slide 24 - Open question

Samenvatting
Je weet dat je de betekenis van moeilijke woorden kunt vinden door een bekend woorddeel te zoeken.

Dit kan bij:

  1. Samengestelde woorden (woorden die uit twee woorden bestaan.
  2. Woorden met een voorvoegsel (on-, her-, ...)
  3. Woorden met een achtervoegsel (-loos, -vol, ...)

Slide 25 - Slide

Opdracht
Maak drie afleiding van het woord: reken(en)
1 afleiding met alleen een voorvoegsel
1 afleiding met alleen een achtervoegsel
1 afleiding met beide

Slide 26 - Slide