Les 7
1 / 18
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Past Simple:
Wanneer gebruik je de Past Simple.
Wanneer gebruik je de Past Simple.
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.
Slide 5 - Quiz
Past Simple:
Wat is de regel van de Past Simple?
Wat is de regel van de Past Simple?
A
hele ww+ed OF
irregular verb 2e rijtje
B
shit = hele ww+s
C
vorm van to be +
hele ww+ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)
Slide 6 - Quiz
Past Simple: watch
Slide 7 - Open question
Past Simple of:
stay
stay
Slide 8 - Open question
Past Simple: cry
Slide 9 - Open question
Past Simple: eat
Slide 10 - Open question
Past Simple: stop
Slide 11 - Open question
Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
She was living in the city.
B
She lived in the city.
C
She has lived in the city.
D
She had been living in the city.
Slide 12 - Quiz
Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I have lived in London for 13 years.
B
I was living in London.
C
I lived in London in 2010.
D
I am living in Londen.
Slide 13 - Quiz
Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
He walks to school yesterday.
B
I was reading a book.
C
Will you come to my party tomorrow?
D
I organised a party last week.
Slide 14 - Quiz
Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I was hearing my mother.
B
I have heard my mother.
C
I heard my mother.
D
I heared my mother.
