Talendag Duits

1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom op de Talendag Duits

Tijdens de komende 2 lesuren ga je vooral oefeningen doen om je voor te bereiden op de spreekopdrachten. Voordat je in groepjes spreekopdrachten gaat doen, ga je nu eerst met behulp van deze lesson up je opwarmen voor de onderwerpen, die tijdens de spreekopdrachten aan bod komen.


Slide 2 - Slide





Warum Deutsch reden?

Slide 3 - Slide

Duits spreken


  • Als toerist op vakantie.
  • Wie weet later in verband met je werk.
  • Vandaag omdat het je wat op kan leveren.

Slide 4 - Slide

Duitse lekkernijen zoals: Brezel

Slide 5 - Slide

Onderwerpen
Je gaat in groepjes spreken over de volgende onderwerpen:
  • Reisen und übernachten (Reizen en overnachten) 
  • Restaurant besuch (Restaurant bezoek)
  • Weg fragen und erklären (Weg vragen/ uitleggen)
  • Spiel: Wer ist es? (Spel: wie is het?)


Het voorbereiden van de onderwerpen mag je zelf bepalen. In de volgende slides lichten we de onderwerpen toe en kun je zelfstandig de bijbehorende opdrachten maken. Gebruik je oortjes tijdens de kijk-en/of luisterfragmenten.


Slide 6 - Slide

Reisen und übernachten
Om te beginnen ga je met de volgende slide kijken en luisteren naar een documentaire van Aber Hallo! Hierin wordt verteld over waar Duitsers graag naar toe reizen en waarom. Luister goed naar de vragen, die gesteld worden en bekijk het filmpje eventueel twee keer om de woorden en zinnen goed te begrijpen, zodat je ze voor je eigen spreekopdracht weer toe kunt passen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Hoeveel procent van de Duitse bevolking gaat ieder jaar op vakantie?
A
60
B
70
C
58
D
80

Slide 9 - Quiz

Naar welke plaats reist de reporter?
A
Wenen
B
Berlijn
C
Venetië
D
Rome

Slide 10 - Quiz

Wat nemen de Duitsers vanuit Duitsland in ieder geval mee op vakantie?
A
Duitse etenswaar, verzorgingsproducten en televisieprogramma's
B
Nutella, slippers en bier
C
Duitse verzorgingsproducten, eten en bier.
D
Goed humeur, verzorgingsproducten en een aanplakbiljet met regels

Slide 11 - Quiz

Waarom staat de Duitse campinggast al 41 jaar op exact dezelfde plek?
A
Hij voelt zich daar thuis.
B
Hij kan geen andere plek krijgen.
C
Hij wil niet op een andere plek staan.
D
Hij heeft het daar precies zoals thuis ingericht.

Slide 12 - Quiz

Wie heeft volgens de reporter de beste zandburcht gebouwd?
A
der deutsche Vater
B
die deutsche Familie
C
die deutschen Teenagers
D
die deutschen Jungen

Slide 13 - Quiz

Urlaub

Via de volgende slide kun je oefenen met het thema Urlaub. Klik eerst op Urlaub en lees de inleiding (Einleitung). 
Lukt het je om in het Duits iets over je Urlaubfotos te vertellen en je Lieblingsreiseziel?
Ga vervolgens naar de slide, die erna komt om verder te oefenen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

Plauderecke: Reisen und übernachten
Mögliche Sätze zur Sprachaufgabe: Welches Land ist gemeint?
Ja oder Nein fragen:
Liegt das Land in Europa?
Ist es ein großes Land?
Gibt es viele Einwohner?
Ist Deutschland ein Nachbarland?
Ist es warm in diesem Land?
Ist es kalt in diesem Land?
Spricht man Deutsch/Englisch/Französisch in diesem Land?
Wie viele Einwohner hat diesem Land?
Gibt es viele Leute, die dieses Land gerne in den Ferien besuchen?
Was sind bekannte Sehenswürdigkeiten?


Slide 18 - Slide

Restaurant

In het restaurant waar je straks met je groepje zit, moet je in het Duits je verstaanbaar kunnen maken. Met de volgende slides kun je dit gaan oefenen. Bekijk zelf welke slide/ slides voor jou zinvol zijn en ga hiermee aan de slag. Zorg dat je de vraagslides in ieder geval beantwoord hebt. Gebruik je oortjes wanneer je deze nodig hebt.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Video

Wat is het juiste Duitse woord voor menukaart
A
die Menükarte
B
die Karte
C
die Esskarte
D
die Speisekarte

Slide 22 - Quiz

Er zijn verschillende manieren om in een Duits restaurant aan te geven, dat je iets wilt bestellen. Welke manier is onjuist?
A
Ich hätte gerne
B
Ich will
C
Ich nehme
D
Ich möchte gern

Slide 23 - Quiz

Wat betekent het als de ober zegt:
Ok, kommt sofort!
A
Ok, ik kom eraan!
B
Ok, ik ga het (meteen) halen!
C
Ok, nog even een momentje!
D
Ok, kom meteen!

Slide 24 - Quiz

Hoe zeg je in het Duits: We willen graag betalen.
A
Wir wollen gerne zahlen, bitte!
B
Zahlen sofort!
C
Sofort zahlen bitte!
D
Wir möchten zahlen, bitte!

Slide 25 - Quiz

Wat is het juiste Duitse woord voor 'fooi'?
A
Tip
B
Bar zahlen
C
Trinkgeld
D
Geld abheben

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Wegbeschreibung
In een lokaal waar je straks met je groepje zit,ligt een kaart waarop plekken staan waar je je groepsgenoot naar toe moet sturen . Met de volgende slides kun je dit gaan oefenen. Bekijk zelf welke slide/ slides voor jou zinvol zijn en ga hiermee aan de slag. Gebruik je oortjes wanneer je deze nodig hebt.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Wegbeschreibung

Via de volgende slide staat in het Duits waar je op moet letten als je aan iemand de juiste weg/route gaat uitleggen.

Zo is het bijvoorbeeld belangrijk dat je zinnen (werkwoorden) in de tegenwoordige tijd gebruikt en je opvallende punten langs de route benoemd, bijv. een park, kerk of een bioscoop.


Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Orientierung in der Stadt

Wie komme ich zu…?

  •  Verzeihung, wie komme ich zur Pizzeria
    „Adria“ bitte?

  • Das ist einfach. Gehen Sie die Berliner
     Straße geradeaus,
    am Stadtpark vorbei bis zur Kreuzung Berliner Straße / Goetheallee.
     Dort dann rechts, nach ungefähr 300 Metern sehen Sie links die Pizzeria, direkt neben der   

      Bäckerei Walter.

  • Vielen Dank.
  • Keine Ursache.

Vraag je docent naar het stencil voor de rest van deze opdracht!































 






                                                                                                            



                                                                                                                       
Die Kreuzung



       Geradeaus                 rechts                               links                                                                



Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Wer ist es?
Om het spel:  "Wie is het?", te kunnen spelen moet je bepaalde woordenschat hebben en hiermee goede zinnen kunnen maken. Via de volgende slides kun je dit voorbereiden en oefenen. Ook hier geldt, gebruik je oortjes wanneer je deze nodig hebt. Lees nu eerst met de volgende slides de spelregels goed door. Zodat je weet wat je moet oefenen/voorbereiden.

Slide 36 - Slide

die Spielanleitung (1)
Worum geht es hier?
Jeder Spieler hat ein Spielbrett mit unterschiedlichen Personen abgebildet. Sie haben alle unterschiedliche Merkmale wie Geschlecht (Mann oder Frau), Haarfarbe, Glatze, Augenfarbe, Schnurbart, Brille usw.
Spielziel:
Der Spieler, der als erster seine Person erraten hat, erhält einen Punkt. Es wird auf 5 Runden gespielt.
Spielvorbereitung:
Die beiden Spielbretter werden aufgestellt.Am besten sitzt man sich gegenüber.
Jeder Spieler zieht verdeckt eine Personenkarte. Diese Person muss der andere Spieler durch Fragen heraus finden.







Slide 37 - Slide

Spielanleitung (2)

Spielablauf:
Der jüngere Spieler beginnt. Er stellt seine Frage, die sein Gegenüber mit ja oder nein beantworten darf.
Danach kann der Spieler evtl. schon ein paar Personen ausschließen, in dem er die nicht möglichen Gesichter umklappt.
Spielende:
Das Spiel endet, wenn ein Spieler seine gesuchte Person erraten hat.

Slide 38 - Slide

Plauderecke: Wer ist es?
Entdecke das geheimnisvolle Gesicht.
Mögliche Sätze (die man mit Ja/Nein beantwortet):

Ist es ein Junge? Ist es ein Mädchen?
Trägt er/sie eine Brille?
Hat die gesuchte Person blonde Haare? 
Hat die gesuchte Person schwarze Haare? 
Hat meine gesuchte Person einen Schnurrbart?
Ist die gesuchte Person glatzköpfig/haarlos?

Slide 39 - Slide

En nu zelf oefenen
Via de volgende slide kun je met kleuren, ogen en haren oefenen. Kies uit: Interactive tasks (gebruik de toetsen help, start, check en hint voor extra info) 
1. Farben
2. Diese Farbe ist ...
3. Die Augen und das Haar
4. Wie sieht dein Haar aus?
5. Meine Augen sind blau.
6. Wer ist das?

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Link

Tot slot nog een woordzoeker

Oefen met behulp van de woordzoeker de woorden, die je nodig hebt voor het spel: Wer ist es? 
Heb je nog tijd over dan kun je nog terug naar de vorige slides om wat herhaling te doen of je gaat naar een digitaal taaldorp om nog wat extra te oefenen voor het volgende lesuur. 

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

Voor als je nog tijd over hebt
Via de laatste slide van deze voorbereidings lesson up kun je nog via de vo content site oefenen in een digitaal taaldorp voor Duits. Hierin kun je het beste zoeken naar: Restaurant Berliner Garten of het Fremdenverkehrsamt. Deze (spreek-) opdrachten passen het beste bij de spreek onderwerpen van vandaag. Klik op iets wat je leuk en/of interessant lijkt.

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Link

Danke!

Vielen Dank für deine Aufmerksamkeit. Hoffentlich hat es Spaß gemacht und hast du viel gelernt, geübt und vobereitet um während der nächsten Stunde viel Deutsch reden zu können. 

Auf jeden Fall wünsche ich dir viel Erfolg!

Slide 46 - Slide