9.3 Ziekten bestrijden les 2

1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

9.3 Ziekten bestrijden les 2

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 9.3 les 2
- Je kunt beschrijven hoe medicijnen helpen tegen ziekteverwekkers.
- Je kunt uitleggen hoe een allergische reactie ontstaat.
- Je kunt uitleggen wat een auto-immuunziekte is.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Antibiotica tegen ziekteverwekkers?
Antibiotica bestrijdt bacteriën door de celwanden kapot te maken.
Bacteriën kunnen resistent worden --> dan werkt de antibiotica niet meer.

Dit werkt niet voor virussen 
want die hebben geen celwand.




Slide 6 - Slide

Allergisch of hooikoorts
Je lichaam reageert extreem gevoelig op stoffen waar gezonde mensen niet op reageren--> afweerreactie


Slide 7 - Slide

Wat is een auto-immuunziekte?
Je eigen witte bloedcellen herkennen lichaamseigen cellen niet meer.

Je maakt antistoffen aan tegen eigen cellen en ruimt ze op.

voorbeeld: diabetes 1 en reuma

Slide 8 - Slide

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 9.3
Maken par. 9.3: opdr 14 t/m 20, 23 en 24

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 9 - Slide

Wat zijn infectieziekten?
A
antistoffen die ontstaan als je ziek bent
B
stoffen die je ingespoten krijgt bij een vaccinatie
C
ziekten die erfelijk zijn
D
ziekten waarmee je anderen kunt besmetten

Slide 10 - Quiz

Wat zijn antistoffen?
A
stoffen die witte bloedcellen maken om ziekteverwekkers onschadelijk te maken
B
stoffen die bloedplaatjes maken om ziekteverwekkers onschadelijk te maken
C
stoffen die rode bloedcellen maken om ziekteverwekkers onschadelijk te maken
D
stoffen die in ziekteverwekkers zitten

Slide 11 - Quiz

Wat is een ontsteking?
A
is een reactie van je lichaam op een infectie
B
is een ziekte die je maar 1 x kunt krijgen
C
is een infectie
D
is een erfelijke ziekte

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het als je immuun bent?
A
je kunt de ziekte niet meer krijgen
B
behoorlijk ziek worden van een ziekte
C
een lichaamsvreemde stof
D
een spuit krijgen met zwakke ziekteverwekkers

Slide 13 - Quiz

Wat zijn lichaamsvreemde stoffen?
A
stoffen waarvoor je immuun bent
B
stoffen die niet in je lichaam thuishoren
C
stoffen waarvan je altijd doodziek wordt
D
stoffen die bij je lichaam horen

Slide 14 - Quiz

Wat doen antistoffen?
A
Plakken aan de ziekteverwekker
B
Eten de ziekteverwekker op
C
Die zorgen ervoor dat je ziek wordt

Slide 15 - Quiz

Wat is hier de antigeen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 16 - Quiz

Antistof
Ziekteverwekker
Antigenen
Antistofcel
Vreetcel

Slide 17 - Drag question