Kapitel 2 Woche 41 Hören, Lesen

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Kapitel 2: Wir

Lernziele:

• je kunt een eenvoudig gesprek over personen begrijpen en een eenvoudige tekst lezen
• je kent de betekenis van de woorden op Seite 60, 61
• je weet wanneer je  Du of Sie gebruikt in het Duits
• je weet wanneer je hoofdletters schrijft in het Duits
• je kunt een eenvoudig liedje begrijpen en de opdracht uitvoeren

Pak je taalportfolio 1 voor je: das Fliegerlied

Zusammen:

• Aufgabe 12, 15 hören und lesen

Duzen of Siezen?

Geef in eigen woorden weer wanneer je 'du' en 'Sie' gebruikt!

Vertaal het woord "jij"

1. du
2. Sie
3. er
4. es

Wat is het woord "u" in het Duits?

1. sie
2. Sie
3. es
4. du

Wat zeg je tegen je vader?

1. du
2. Sie

Wat zeg je tegen je leraar?

1. du
2. Sie

Wat zeg je tegen je oma?

1. du
2. Sie

Wanneer gebruiken we hoofdletters in het Nederlands?

Wanneer gebruiken we hoofdletters in het Duits? Wat weet je al? Noem woorden of categorieën van woorden.

Wat schrijven we met een hoofdletter in het Duits?

De belangrijkste regels zijn:

1. aan het begin van een zin

2. eigennamen ( Peter, Maria....)

3. geografische namen (Berlin, Europa.....)

4. het Duitse "U" ( Sie)

5. alle zelfstandige naamwoorden (dus waar je "de" of "het" ervoor kan zetten)

vater of Vater?

1. vater
2. Vater

montag of Montag?

1. Montag
2. montag

deutschland of Deutschland?

1. Deutschland
2. deutschland

johann of Johann

1. johann
2. Johann

amsterdam of Amsterdam?

1. Amsterdam
2. amsterdam

guten tag! mein name ist otto.

1. tag, mein, otto
2. guten, tag, otto
3. guten, tag, mein, name
4. guten, tag, mein, name, otto

ich habe einen hund und eine katze.

1. ich
2. ich, hund
3. ich, hund, katze
4. ich, habe, hund, katze

letzte woche hatten wir herbstferien in gelderland

1. letzte
2. letzte, woche
3. letzte, woche, herbstferien
4. letzte, woche, herbstferien, gelderland

Hausaufgaben

Aufgabe 13, 14, 16

Taalportfolio 1

Wörter Seite 60, Slim Stampen  C und D

Aufg 13: spreekt voor zich

Aufg 14: tekst lezen en vragen in het Ned. beantwoorden

Aufg 16: goede antwoord aankruisen, welk woord komt er te staan?