This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom!
Vandaag:
Uitleg tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Slide
DOEL
- je kunt met behulp van signaalwoorden de tekstverbanden
tijdsvolgorde (chronologie) en oorzaak-gevolg in een tekst herkennen en begrijpen.
verbanden en signaalwoorden
Slide 2 - Slide
Kies het goede antwoord.
Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...geven aan wat voor soort tekst het is
Slide 3 - Quiz
Ik ga graag op vakantie naar warme landen, zoals Brazilië.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming
Slide 4 - Quiz
Veel meiden willen naar het optreden van Ariana Grande, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming
Slide 5 - Quiz
Voor het maken van cupcakes heb je nodig: boter, meel, suiker, eieren en melk.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming
Slide 6 - Quiz
'Denk aan' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 7 - Quiz
'Toch' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 8 - Quiz
'Tevens' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 9 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 10 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden
Slide 11 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 12 - Quiz
In welke zin wijzen de signaalwoorden
op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.
Slide 13 - Quiz
Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 14 - Drag question
Tekstverbanden
Tijdsvolgorde (chronologie)
Oorzaak-gevolg
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband. Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.
Slide 20 - Slide
Signaalwoord
Geen signaalwoord
maar
aan
worden
want
Hoewel
slecht
Slide 21 - Drag question
Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: Een appel is ................................ tot een banaan rond en hard.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve
Slide 26 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin: In een democratie zijn er behalve verkiezingen, ........... vrijheid van meningsuiting en vrije pers.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens
Slide 27 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin: Iedere partij heeft een eigen mening over het onderwijs, .... de leraren moeten meer salaris krijgen. (voorbeeld - toelichting)
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals
Slide 28 - Quiz
Voordat ze het vliegtuig mochten betreden werden de paspoorten gecontroleerd. Wat is het signaalwoord?
Slide 29 - Open question
Welk verband herken je in de laatste zin van alinea 3?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch
D
toelichtend
Slide 30 - Quiz
De docent is vandaag ziek. De les gaat dus niet door.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend
Slide 31 - Quiz
Mijn zusje vindt een pretpark niet leuk, omdat ze nergens in durft. Wat voor een soort signaalwoord is OMDAT?
A
Conclusie
B
Reden
C
Tegenstelling
D
Opsomming
Slide 32 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord? DAARNA
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Tijdsvolgorde
D
Concluderend
Slide 33 - Quiz
GELEERD?
- je kunt met behulp van signaalwoorden de tekstverbanden
tijdsvolgorde (chronologie), oorzaak-gevolg en voorwaarde in een tekst herkennen en begrijpen
verbanden en signaalwoorden
Slide 34 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: Een appel is ................................ tot een banaan rond en hard.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve
Slide 35 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin: In een democratie zijn er behalve verkiezingen, ........... vrijheid van meningsuiting en vrije pers.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens
Slide 36 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin: Iedere partij heeft een eigen mening over het onderwijs, .... de leraren moeten meer salaris krijgen. (voorbeeld - toelichting)
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals
Slide 37 - Quiz
Voordat ze het vliegtuig mochten betreden werden de paspoorten gecontroleerd. Wat is het signaalwoord?
Slide 38 - Open question
Welk verband herken je in de laatste zin van alinea 3?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch
D
toelichtend
Slide 39 - Quiz
De docent is vandaag ziek. De les gaat dus niet door.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend
Slide 40 - Quiz
Mijn zusje vindt een pretpark niet leuk, omdat ze nergens in durft. Wat voor een soort signaalwoord is OMDAT?
A
Conclusie
B
Reden
C
Tegenstelling
D
Opsomming
Slide 41 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord? DAARNA
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Tijdsvolgorde
D
Concluderend
Slide 42 - Quiz
In de zomervakantie had ik een bijzonder aardig baantje, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor. Wat is het signaalwoord?