NED1 - Tekstdoelen en tekstsoorten

Tekstdoelen en tekstsoorten
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 1 - Slide

Begrippen die je moet kennen

Slide 2 - Slide

Doel van de les:
- begrip van alle tekstdoelen
- verschillende tekstsoorten kunnen koppelen aan tekstdoelen
- kennis van de tekststructuren

Slide 3 - Slide

Welke begrippen herken
jij uit de lijst?

Slide 4 - Mind map

Wat vind jij moeilijk aan begrijpend lezen?

Slide 5 - Mind map

Een tekst wordt niet zomaar geschreven. Een schrijver heeft altijd een doel voor ogen. Maar welke tekstdoelen zijn er nu allemaal? 

1.  Informeren
 > Kennis delen met de lezer.
2. Instrueren> De lezer uitleggen hoe iets gedaan moet worden.
3. Overtuigen > De lezer overhalen om iets te doen.
4. Amuseren
> De lezer vermaken / entertainen.

Tekstdoelen

Slide 6 - Slide

Wat is het tekstdoel van...

een advertorial?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 7 - Quiz

Wat is het tekstdoel van...

een handleiding?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 8 - Quiz

Wat is het tekstdoel van...

een geboortekaartje?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 9 - Quiz

Wat is het tekstdoel van...

een cabaretstuk?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 10 - Quiz

! Bij de diverse tekstdoelen horen ook specifieke tekstsoorten. Let erop dat je deze onderwerpen tijdens de toets niet met elkaar verwisselt !
1. Informerende teksten > Nieuwsbericht, studieboek, uitnodiging,recensie
2. Instruerende teksten > Recept, stappenplan, bijsluiter
3. Overtuigende teksten >
Betoog, ingezonden brief, column, toespraak, verkiezingsbijeenkomst
4. Amuserende teksten > Roman, stripverhaal, gedicht, toneelstuk, songteksten, cabaret

Tekstsoorten

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wat is de tekstsoort van de tekst op de vorige slide?
A
een betoog
B
een column
C
een ingezonden brief
D
een recensie

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Wat is de tekstsoort van de tekst op de vorige slide?
A
een advertorial
B
een column
C
een handleiding
D
een recept

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Wat is de tekstsoort van de tekst op de vorige slide?
A
aanmeldingsformulier
B
een advertorial
C
een instructie
D
een wervingstekst

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Wat is de tekstsoort van de tekst op de vorige slide?
A
een adviesrubriek
B
een column
C
een handleiding
D
een nieuwsartikel

Slide 19 - Quiz

Kennis van tekststructuren vergroot je begrip van een tekst. Niet zeker van een tekststructuur? Kijk dan naar de inleiding. Wat gebeurt daar?
1. Probleem wordt geschetst  In verdere tekst worden een of meerdere oplossingen uitgewerkt > Probleem – oplossing structuur.



2. Standpunt wordt genoemd. In verdere tekst worden een of meerdere argumenten uitgewerkt  > Standpunt – argument structuur. 



3. Onderwerp wordt genoemd. In de verdere tekst wordt het onderwerp uitgewerkt > Beschrijving.
Tekststructuren I

Slide 20 - Slide

Kennis van tekststructuren vergroot je begrip van een tekst. Niet zeker van een tekststructuur? Kijk dan naar de inleiding. Wat gebeurt daar?

4. Een verschijnsel wordt beschreven. In de verdere tekst worden eventuele oorzaken en redenen uitgewerkt > Verklaring. 



5. Een verschijnsel, maatregel of ontwikkeling wordt genoemd. In verdere tekst worden positieve en negatieve kanten belicht > Voor- en nadelenstructuur.

Tekststructuren II

Slide 21 - Slide

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
standpunt - argument structuur
beschrijvings-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
onderwerp wordt genoemd
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of 
stelling

Slide 22 - Drag question

In een voor- en nadelenstructuur worden alleen maar slechte dingen geschreven over een onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Een standpunt-argumentenstructuur noemen we vaak ook een betoog.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Als er één onderwerp uitgebreid uitgewerkt wordt in een tekst hebben we te maken met een beschrijving.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Als er een verschijnsel wordt beschreven dan hebben we te maken met een verklaring.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz


Aan de slag met:

Klik op de volgende link voor de opdrachten. Maak deze in een Word-bestand en upload dit op Teams.

- opdracht 4, 5, 7, 8 en 9



Planning

Slide 27 - Slide

Deze manier van online les krijgen vond ik:
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Dit ga ik onthouden van deze les:

Slide 29 - Mind map