Ag algemeen 4A

Observeren in de praktijk​
1 / 19
next
Slide 1: Slide
maatschappelijke zorgMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Observeren in de praktijk​

Slide 1 - Slide

Je observeert niet zomaar, maar hebt altijd een doel voor ogen. ​

Je wilt met je observatie iets te weten komen. ​

Om zo goed mogelijk antwoord te kunnen geven op hetgeen je wilt onderzoeken, bereid je de observatie voor door een observatieplan te maken.​

Slide 2 - Slide

Deze week​
  • Voorbereiding​
  • Observatiemethoden​
  • Observatieplan​
  • Hulpmiddelen​




Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Hoeveel blokjes heeft de jongen verplaatst?

Slide 5 - Open question

Hoeveel zwemmende dieren heeft de jongen geplaatst?

Slide 6 - Open question

Voorbereiding​
  • De observatie bereid je voor door antwoord te geven op de volgende vragen:​
  • Wie ga je observeren?​
  • Wat is de onderzoeksvraag?​
  • Op welk gedrag ga je letten?​
  • Hoe ga je observeren (methode)?​





Slide 7 - Slide

Observatie methoden
Een observatie kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. 

Afhankelijk van welke informatie je wilt verzamelen, bepaal je welke methoden hier goed bij aansluiten. Je kunt meerdere methodes kiezen bij een observatie.​

Slide 8 - Slide

kwalitatieve observatie​ 
  • Je kijkt naar de inhoud van het gedrag, inclusief alle nuances ervan. Je kijkt naar het wat en hoe.​ 
kwantitatieve observatie​ 
  • Je kijkt naar hoe vaak bepaald gedrag voorkomt.​ 
continue observatie​ 
  • Je observeert iemand of een situatie voortdurend. Je probeert hierbij zo veel mogelijk te zien en horen. Je kunt dit gebruiken als je weet dat er iets aan de hand is, maar nog niet precies weet wat.​

Slide 9 - Slide

intervalobservatie​
  • Je observeert iemand of een situatie meerdere keren met tussenpozen, bijvoorbeeld tijdens lunchpauzes.​
  • gebeurtenis observeren (event sampling)​

Je gaat observeren hoe vaak een gebeurtenis zich voordoet.​

Slide 10 - Slide

participerend observeren​
  • Je observeert terwijl je zelf deel uitmaakt van de situatie waarin je observeert.​
niet-participerend observeren​
  • Je observeert van een afstand, je maakt dus geen deel uit van de situatie die je observeert.​
contextuele observatie​
  • Je observeert de omgeving van de persoon die je wilt observeren, zo kun je kijken welke invloed de omgeving heeft op de geobserveerde persoon.​

Slide 11 - Slide

Observatieplan
1. Wie ga je observeren? Hier geef je een korte beschrijving van de persoon of personen die je gaat observeren. Houd hierbij rekening met de privacy. De vraag waar je een antwoord op wilt hebben is je onderzoeksvraag.​ 


2. Wat wil je precies te weten komen? Een onderzoeksvraag is een duidelijke vraag waarbij iedereen meteen snapt wat er moet gebeuren. Voorbeeld: Hoe vaak gaat meneer De Bruin naar het toilet? Met welke kinderen speelt Ad? Hoe reageert Annemiek als je haar vraagt te helpen met een huishoudelijke taak?​ 

Slide 12 - Slide

Observatieplan
3. Wat is het doel dat je hebt met de observatie?​
4. Op welk gedrag ga je letten? Op welke activiteiten en gedragingen van de persoon ga je letten?​
5. Hoe ga je observeren en welke hulpmiddelen ga je gebruiken? Je bepaalt en omschrijft op welke gedragingen je gaat letten bij je observatie. Je maakt een keuze. Op basis van deze gemaakte keuzes bepaal je de beste manier (methode) van observeren. Bij je observatie gebruik je ook hulpmiddelen. Ook hiervan geef je aan welke dat zijn.​​

Slide 13 - Slide

Observatieplan
6. Wanneer, waar en hoe vaak ga je observeren?​

7. Op welke wijze ga je de verkregen informatie interpreteren en rapporteren? Je gaat de uitkomsten van je observatie verwerken om deze op te nemen in een begeleidingsplan of om deze over te brengen aan je collega’s.​

Slide 14 - Slide

Hulpmiddelen
  • beschrijvende observatie:​
  • Je schrijft alles op wat je ziet gebeuren en wat te maken heeft met je observatiedoel. Nadat je op een blad of een formulier algemene gegevens hebt ingevuld, noteer je alles wat je van belang vindt. Deze registratiemethode gebruik je vaak bij een continue observatie.​
  • het observatieschema:​
  • Dit schema bevat een aantal gedragskenmerken die je kunt aankruisen of turven.​
  • overige hulpmiddelen:een videocamera om het geobserveerde gedrag later terug te kijken​
  • een memorecorder om het later terug te luisteren​
  • een stopwatch (hoe lang je wilt observeren)​
  • pen en papier.​






Slide 15 - Slide

Observeer het gedrag van de hulpverlener

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Wat zag je?

Slide 18 - Open question

Wat zou anders kunnen?

Slide 19 - Mind map