Oefenen werkwoord willen + bevestigend en ontkennend antwoorden
Wil jij met de bus naar Parijs?
Ja, ik wil dat
Nee, ik wil dat niet
Wil jij met de trein naar Londen?
Wil jij met de auto naar school?
Wil jij met het vliegtuig naar India?
Wil jij met de boot naar Spanje?