Herhaling 4.2

Herhaling cursus 4.2 
Oefenvragen 
en 
Test jezelf
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling cursus 4.2 
Oefenvragen 
en 
Test jezelf

Slide 1 - Slide


Engeland
rond 1700



  • Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
  • De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
  • Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.

Het Britse Rijk omstreeks 1700

Slide 2 - Slide


Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.

Slide 3 - Slide


Cotton Gin
1793



  • Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig.
  • Om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen vond de Amerikaan Eli Whitney de Cotton Gin uit ("Katoen motor"). 
  • Slavernij neemt toe: er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...




Slide 4 - Slide


Stoommachine
rond 1764 




  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 5 - Slide

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 6 - Slide

Als landen heersen over andere landen om eraan te verdienen, noemen we dit....
A
handel.
B
kolonialisme.
C
plantage.
D
slavernij.

Slide 7 - Quiz

Welke producten worden op een plantage verbouwd?
A
koffie- tabak - graan- mais
B
graan - mais - thee - tabak
C
suikerriet - thee - tabak - koffie
D
suikerriet - thee - mais - tabak - graan

Slide 8 - Quiz

Wat is een plantage?
A
Grote landbouwbedrijven waar katoen, tabak of suikerriet verbouwt werd
B
een moestuintje
C
een plantenkas
D
een akkerbouw bedrijf voor suiker

Slide 9 - Quiz

Welke producten werden op de plantages verbouwd?
A
Suiker, mais, bloemkool en aardappelen
B
Suiker, hout, katoen en aardappelen
C
mais, suiker, koffie en graan
D
Mais, suiker, koffie en katoen

Slide 10 - Quiz

Katoen is een voorbeeld van
A
Dierlijke stof
B
Natuurlijke stof
C
Synthetische stof

Slide 11 - Quiz

Wat voor producten werden er verhandeld in de 'Trans-Atlantische handel'? Meerder antwoorden zijn goed.
A
Slaven
B
Wapens
C
Koffie
D
Katoen

Slide 12 - Quiz

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw

Slide 13 - Quiz

James Watt vond de stoommachine uit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 15 - Quiz

1. In de VS vind je de katoenplantages in het zuiden van het land.
2. De VS schafte de slavernij in 1900 af.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Zin 1 = goed, zin 2 = fout
C
Beide zinnen zijn fout
D
Zin 1 = fout, zin 2 = goed

Slide 16 - Quiz

1. Tot 1793 was het plukken van katoen handarbeid.
2. James Watt vond de cotton gin uit.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Zin 1 = goed, zin 2 = fout
C
Beide zinnen zijn fout
D
Zin 1 = fout, zin 2 = goed

Slide 17 - Quiz

1. De cotton gin haalde de zaden uit de katoen.
2. Door de uitvinding van de cotton gin gingen veel boeren over tot het verbouwen van katoen.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Zin 1 = goed, zin 2 = fout
C
Beide zinnen zijn fout
D
Zin 1 = fout, zin 2 = goed

Slide 18 - Quiz

1. De katoen in Engeland kwam uit de VS.
2. Rond 1800 werd de katoen door machines gebruikt om er stoffen van te maken.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Zin 1 = goed, zin 2 = fout
C
Beide zinnen zijn fout
D
Zin 1 = fout, zin 2 = goed

Slide 19 - Quiz

1. Koopmannen brachten de katoen naar de boeren en zij maakten er stoffen van.
2. Het thuis spinnen en weven bij de boeren heet huisnijverheid.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Zin 1 = goed, zin 2 = fout
C
Beide zinnen zijn fout
D
Zin 1 = fout, zin 2 = goed

Slide 20 - Quiz

Eric werkt maandags in een kleding zaak
A
Werkgever
B
Werknemer

Slide 21 - Quiz

Werkgever is zijn baas
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

welk land begon de industriele revolutie
A
Belgie
B
Nederland
C
Engeland
D
Amerika

Slide 23 - Quiz

In welke beroepen begon de Industriele revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 24 - Quiz

wat betekent "Industriele Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd

Slide 25 - Quiz

Wat is een afzetmarkt
A
een markt waar je wordt afgezet (=teveel betalen voor producten)
B
Gebied waar je producten kunt verkopen
C
Plek waar je producten kunt kopen
D
plek waar je mensen kunt afzetten(=teveel vragen voor producten)

Slide 26 - Quiz

zelfstandig maken 
opdr  4 t/m 6 
blz 40 en 41

Slide 27 - Slide