4V - Sparen en Beleggen - Somformule

Herhaling Sparen en Beleggen
1) Pak kladpapier en rekenmachine

Wat kun je verwachten op de toets
1) Enkelvoudige/Samengestelde interest
2) Converteerbare obligatie
3) Beleggingsrendement
4) Somformule

1 / 28
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling Sparen en Beleggen
1) Pak kladpapier en rekenmachine

Wat kun je verwachten op de toets
1) Enkelvoudige/Samengestelde interest
2) Converteerbare obligatie
3) Beleggingsrendement
4) Somformule

Slide 1 - Slide

Sparen en beleggen
Twee mogelijkheden

Slide 2 - Slide

Redenen om te sparen - manier van sparen

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen een spaarrekening en een deposito?
A
Weinig rente op een deposito en veel op spaarrekening
B
Geld staat vast bij deposito en niet op een spaarrekening
C
Een vaste looptijd op een spaarrekening
D
Variabele rente op het saldo van een deposito

Slide 4 - Quiz

Spaarrekening
Spaardeposito
Enkelvoudige interest
Samengestelde interest
Vast rentepercentage
Variabel rentepercentage
Tussentijds geld opnemen mogelijk
Tussentijds geld opnemen niet mogelijk

Slide 5 - Drag question

Vul hieronder de voor en nadelen van sparen en beleggen in
Sparen
Beleggen
Voordeel:
Nadeel:
Je krijgt Rente
De rente is laag
Je kunt jouw geld verliezen
Je belegging kan meer waard worden

Slide 6 - Drag question

John heeft € 2500,- op een deposito-rekening staan Hij ontvangt 3 jaar lang 1,5% rente. Bereken met behulp van enkelvoudige rente hoeveel rente hij na 3 jaar heeft ontvangen.
A
€ 112,50
B
€ 114,20
C
€ 150,-
D
€ 2614,20

Slide 7 - Quiz

Formules
Eindewaarde: (vooruit)
E = K x (1+i )ⁿ

Contante waarde: (achteruit)
C = E x (1+i )‾ⁿ



Slide 8 - Slide

Over 5 jaar wil ik € 25.000 hebben om een wereldreis te maken.
Hoeveel moet ik vandaag apart zetten op een rekening als ik 6% rente
per jaar ontvang.

Voer je antwoord in als rond getal zonder €-teken of leesteken
timer
3:00

Slide 9 - Open question

Rendement
Aandelen: koers- en dividendrendement 
Obligaties: koers- en couponrendement 

Koersrendement = (beurskoers - aankoopkoers)/ gemiddelde beurskoers x 100%
Dividendrendement = dividend/gemiddelde beurskoers x 100%
Couponrendement = te ontvangen couponrente /gemiddelde beurskoers x 100% 

Slide 10 - Slide

Obligaties
De beurskoers van een obligatie wordt vaak uitgedrukt in procenten, dus bijvoorbeeld 102%

Dit betekent dat de beurskoers van een aandeel van nominaal € 1.000,- dus 1,02 x 1.000 = € 1.020,- is

Slide 11 - Slide

Welke bewering is juist of onjuist?
1. De koerswaarde van een obligatie is gelijk aan de nominale waarde maal de beurskoers
2. Als de marktrente stijgt, stijgt de beurskoers van obligaties
A
Beide beweringen zijn juist
B
Bewering 1 is juist en bewering 2 is onjuist
C
Bewering 1 is onjuist en bewering 1 is juist
D
Beide beweringen zijn onjuist

Slide 12 - Quiz

antwoord B is juist
De bewering is juist. De beurskoers van een obligatie wordt uitgedrukt in procenten. De nominale waarde van een obligatie maal de beurskoers is dan de prijs of de koerswaarde van de obligatie.
De bewering is onjuist. Als de marktrente stijgt, daalt de beurskoers van een obligatie. De bestaande obligaties zijn dan minder aantrekkelijk omdat ze een lagere opbrengst genereren.

Slide 13 - Slide

Een beleggingsfonds is ... dan aandelen
A
minder risicovol
B
risicovoller

Slide 14 - Quiz

Als de rente stijgt, zal de koers van aandelen ...
A
dalen
B
gelijk blijven
C
stijgen

Slide 15 - Quiz

Aandeel 1: beurskoers € 53,-; dividend € 6,-
Aandeel 2: beurskoers € 67,-; dividend € 7,-
Welk aandeel heeft een hoger dividendrendement?
A
aandeel 1
B
aandeel 2

Slide 16 - Quiz

Je wilt een 5% staatsobligatie kopen van nominaal € 100,-. De gemiddelde spaarrente is 2%.
Welke koers van de obligatie verwacht je?
A
98%
B
100%
C
102%

Slide 17 - Quiz

Het rendement op aandelen is:

A
De koerswinst die je maakt bij verkoop
B
Het koersrendement en dividendrendement
C
Het dividend dat wordt uitgekeerd
D
(Dividend/koers) x 100%

Slide 18 - Quiz

Je hebt een 5% staatsobligatie gekocht van € 100,- nominaal voor 102%. Aan het einde van elk jaar ontvang je de rente. Wat is jouw couponrendement?
A
4,9%
B
5,0%
C
5,1%

Slide 19 - Quiz

Stappenplan
Eindwaarde van een reeks van bedragen
2020
2021
2019
2018
€100
2%
€100
€100
€100
Eindwaarde
1) Teken de tijdlijn 
2) Bepaal a, r en n 
- 100 x (1,02^4 + 1,02^5 + 1,02^6 + 1,02^7) 
- a = het eerste getal van de rij (1,02^4)
- r = de reden (1,02) 
- n = het aantal getallen (4)
3) bereken de eindwaarde door eerst de somformule in te vullen 
Wat zou de eindwaarde zijn van 2024?
2022
2023
2024
2025

Slide 20 - Slide

Je stort vanaf 1 januari 2015 elk jaar €4.000 op een spaarrekening met 2,9% samengestelde interest per jaar.
We willen de eindwaarde weten op 31 december 2019.

Wat is "r" in dit geval?
A
r = 4.000
B
r = 1,029
C
r = 6
D
r = 5

Slide 21 - Quiz

Je stort vanaf 1-1-2012 elk jaar €1.500 op een spaarrekening met 2,4% rente samengestelde interest per jaar.

Wat is "a" bij berekenen eindsaldo op 31 december 2019.
A
a = 1,024
B
a = 1
C
a = 1,024^4

Slide 22 - Quiz

Je stort vanaf 1-1-2012 elk jaar €1.500 op een spaarrekening met 2,4% rente samengestelde interest per jaar. De laatste storting is op 1 januari 2016.

Wat is "a" bij berekenen eindsaldo op 1 januari 2020.
A
a = 1,024
B
a = 1
C
a = 1,024^4

Slide 23 - Quiz

Je stort vanaf 1 april 2018 elk kwartaal €600 op een spaarrekening met 0,8% samengestelde interest per kwartaal.
We willen de eindwaarde weten op 1 april 2020.

Wat is "a" in dit geval?
A
a = 1,008
B
a = 1
C
a = 1,008^11

Slide 24 - Quiz

Je stort vanaf 1 juli 2017 elk half jaar €900 op een spaarrekening met 1,7% samengestelde interest per half jaar. De laatste storting is op 31 december 2018.
We willen de eindwaarde weten op 31 december 2025.
--> Wat is "a" in dit geval?
A
a = 1,017
B
a = 1,017^14
C
a = 1

Slide 25 - Quiz

Piet stort ieder jaar, voor het eerst op 1 jan 2012 €800 op een spaar
rekening tegen 3,5% Bereken de eindwaarde op 31 dec. 2025

Noteer de berekening.

timer
3:00

Slide 26 - Open question

Bereken de CW van een lijfrente op 1 januari 2020 waarvan de eerste
termijn groot €3.000 vervalt op 31 dec 2020 en de laatste p 31 dec
2030. De interest is 3,5% per jaar.

Geef de berekening
timer
3:00

Slide 27 - Open question

Huib stort jaarlijks €500 op een spaarrekening te beginnen op 1 jan 2019.
Dit doet hij tegen 4,5% SI per jaar. Wegens geldproblemen stort hij op
1 jan 2026 geen €500 op zijn spaarrekening maar haalt hij er €1.000 euro
af. Vanaf 1 jan 2027 stort hij weer jaarlijks €500 euro op zijn spaarrekening. Bereken de EW op 31 dec 2030. MAAK EEN TIJDLIJN
timer
5:00

Slide 28 - Open question