Present simple

Grammar (tegenwoordige tijd)
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Grammar (tegenwoordige tijd)

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog over de present simple?

Slide 2 - Open question

Tegenwoordige tijd
Er zijn 3 soorten tegenwoordige tijd:
  1. Present simple
  2. Present continuous
  3. Present perfect

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Bij feiten
B
Bij gewoontes
C
Als iets altijd, nooit, of regelmatig gebeurt
D
Als iets gisteren is gebeurt

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Video

Om de present simple te maken, voeg je -s of -es toe aan het werkwoord bij de derde persoon enkelvoud (he/she/it). Bijvoorbeeld: "He eats an apple" (hij eet een appel). Bij de andere personen blijft het werkwoord in de basisvorm. Bijvoorbeeld: "I drink coffee".

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Present simple

Slide 10 - Mind map

She ............. to the gym every day.
A
Went
B
Go
C
Goes
D
Going

Slide 11 - Quiz

He ............. coffee for breakfast.
A
Has
B
Have
C
Had
D
Hadn't

Slide 12 - Quiz