2E - Kader: Unit 6.4 - Friday

Unit 6 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Unit 6 

Slide 1 - Slide

Friday: Today's lesson
  1. Watch the grammar clips in this lesson. 
  2. Do exercises 34a and practise more: grammar 1, 2, 3
  3. Read and study the phrases of lesson 4
  4. Do exercises 36 and 37a

Slide 2 - Slide

Goals
Aan het eind van deze les:
  1. Weet je wat de past simple is en hoe je deze gebruikt.
  2. Weet je wat de past continuous is en hoe je deze gebruilkt.
  3. Ken je het verschil tussen de past simple en de past continuous.
  4. Ken je de twee Engelse betrekkelijke voornaamwoorden en weet je wanneer je deze gebruikt. 


Slide 3 - Slide

Grammatica
  • Kijk de grammatica filmpjes.
  • Maak opdrachten 34a en practise more: grammar 1, 2, en 3 online. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Phrases lesson 4
  • Lees de zinnen van lesson 4 op bladzijde 112 en 113 van je tekstboek. 
  • Maak opdracht 36 en 37a online. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Leg in je eigen woorden uit wat een betrekkelijk voornaamwoord (who en which in het Engels) doet.

Slide 9 - Open question

Vul het juiste betrekkelijk voornaamwoord in.

The van, .... was black, drove away fast.

Slide 10 - Open question

Vul het juiste betrekkelijk voornaamwoord in.

Is that the witness ... saw everything?

Slide 11 - Open question

Vul het juiste betrekkelijk voornaamwoord in.

His description, ... was very good, helped the police a lot.

Slide 12 - Open question

Leg in je eigen woorden uit wanneer je de past simple gebruikt en wanneer je de past continuous gebruikt.

Slide 13 - Open question

Leg uit waarom je in deze zin de past simple gebruikt:
Last week somebody stole my bike.

Slide 14 - Open question

Leg uit waarom je in deze zin de past continuous gebruikt:
I was working from 9 until 5 o'clock yesterday.

Slide 15 - Open question

Leg uit waarom je in de volgende zin de past simple en past continuous gebruikt. Geef aan wat in de past simple staat en wat in de past continuous:
We were walking to school when the police car drove past.

Slide 16 - Open question

Homework for Monday 
  • Do exercises 34a, 36, 37a and practise more: grammar 1, 2, 3

  • Study words and phrases lesson 1 to 4 Unit 6
  • Study words and phrases Unit 5

Slide 17 - Slide