Wanneer gebruik je present perfect?
1. Acties begonnen in het verleden en nog steeds relevant:
I have lived in this city for five years. (Ik woon hier nog steeds.)
2. Ervaringen op een niet-specifiek tijdstip in het verleden: She has traveled to Japan. (Wanneer precies is niet belangrijk.)
3. Herhaalde acties tot nu toe: We have visited the museum several times. (Tot nu toe meerdere keren bezocht.)
4. Verandering over tijd: The city has grown a lot. (De stad is veel gegroeid.)
5. Onvoltooide tijdsperiodes: I have read three books this week. (De week is nog niet voorbij.)