Overview Grammar Units 1 and 2


Overview 
Grammar 
Units 1 and 2
timer
5:00
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Overview 
Grammar 
Units 1 and 2
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Present Simple - toevoeging
Signaalwoorden van feiten en regelmaat die dus aangeven dat je de present simple moet gebruiken: always - never - sometimes - often - regularly - hardly ever - usually

Werkwoorden die gevoel aangeven (love, hate, dislike, like, prefer) staan altijd in de present simple:
I like chocolate. / She loves chocolate. / He prefers chocolate.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 22 - Slide

!
Op de toets wordt gevraagd om de datum VOLUIT te schrijven, dus: ninth (en NIET 9th)

Hoe je al die 'rangtelwoorden' schrijft, staat inde volgende slide>

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Plural (1/2)
Plural = meervoud

In de meeste gevallen maak je in het Engels een meervoudsvorm door "s" aan het zelfstandignaarmwoord te plakken: week > weeks, parent > parents, star > stars, photo > photos

Let op! NOOIT een 's noteren zoals in het Nederlands > foto's, maar photos

Slide 27 - Slide

Plural (2/2)
Zelfstandignaamwoorden met eigen vorm in het meervoud:
child > children
foot > feet
tooth > teeth
woman > women
man  > men
bus > buses (woorden die eindigen op "S" klank > -es)
scarf > scarves (woorden die eindigen op "F" > -ves)
lady > ladies (woorden die eindigen op "Y" > -ies) 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide