bwb herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

bijwoordelijke bepaling

herhaling alle zinsdelen tot nu toe

doel van de les:

Ik weet wat een bwb is

Ik kan een bwb in de zin aanwijzen

Ik kan de pv, wg, ow, lv en mw in de zin aanwijzen

Hoe zat het ook alweer?

Denk even na over de volgende zin

Gisteren zouden wij op het IJsselmeer gaan zeilen.

pv =

wg = 

ow =

lv =

mv =

bwb =

Gisteren zouden wij op het IJsselmeer gaan zeilen.

pv = zouden

wg = zouden gaan zeilen

ow = wij

lv = x

mv = x

bwb = gisteren, op het IJsselmeer

bwb:
Volgende week moet je hem maar gaan helpen

1. volgende week
2. moet
3. je
4. volgende week, maar

bwb:
Tijdens de voorstelling voor de brugklassen was het erg rumoerig in de zaal.

bwb:

Dat jaar ben ik vaak ziek geweest.

1. dat jaar
2. vaak
3. dat jaar, vaak
4. dat jaar, vaak, ziek

In het vliegtuig kregen wij een maaltijd aangeboden.

pv =

wg =

ow =

lv =

mv =

bwb =

In het vliegtuig kregen wij een maaltijd aangeboden.

pv = kregen

wg = kregen aangeboden

ow = wij

lv = een maaltijd

mv = x 

bwb =  in het vliegtuig

Het Nederlands vrouwenelftal verloor in Helsinki in de laatste minuten van de verlenging de have finale.

pv =

wg =

ow =

lv =

mv =

bwb =

Het Nederlands vrouwenelftal verloor in Helsinki in de laatste minuten van de verlenging de have finale.

pv = verloor

wg = verloor

ow = het Nederlands vrouwenelftal

lv = de halve finale

mv = X

bwb = in Helsinki, in de laatste minuten van de verlenging

Grammatica

Voorzetsels 

Voorzetsels

Zijn woorden zoals op, in, na, bij, voor, tijdens.

Je gebruikt ze niet los, maar altijd met een ander woord: op tafel, uit school, door mij.

Vaak staan andere woorden tussen het voorzetsel en het woord waarbij het hoort: in kast, tussen mijn boeken, na een harde val, door twee leerlingen, bij die oude molen.

Er zat een kraai op ons dak.

Achter onze schuur zat een kat onder de kruiwagen.

Ricky zat naast Kelly en achter Sven.

Op het dak van dat huis stond een grote reiger bij de schoorsteen.

Onder de vloer lag een grote kelder.

Aan de slag

- Grammatica zinsdelen 4: opdracht 2 t/m 5 blz. 149 en 150

Klaar? Verder met opdracht 1 t/m 3 op blz. 151.

SO woordenschat 3 en 4 op woensdag 23 maart 3e uur.

Damian liep naar buiten en ging onder de kastanjeboom zitten.

In de boom zat een kanarie.

Door de regen, die op een wolkbreuk leek, ging het uitstapje niet door.

Na die bui gingen we toch nog weg.

We gingen naar een pretpark met leuke attracties.

Die kleine kinderen lagen nog in bed.

Hun sloffen stonden naast het bed op een kleedje.

Ze liepen op hun tenen door het
stille bos.

Er lagen heel wat dode vissen
in de sloot.

Ze waren door gif om het
leven gekomen.

De zeppelin vloog boven de stad.

In de herfst trekken de vogels
naar het warme zuiden.

Na de winter komen ze
weer terug.

Achter de school staat een
oude schuur.

Daar hebben vroeger schapen
in gezeten.

Nu lopen ze op de hei in drenthe.

Daar hebben ze het beter naar
hun zin.

De schaapherder loopt tussen
zijn dieren.

Hij past op de schapen.

Onder de heidestruiken
scharrelen kleine diertjes.

Tegen de avond gaan de schapen
naar de schaapskooi.

Daar zijn ze beschut tegen
regen en kou.

De herder doet daar een tukje
in het hooi.

Het water stroomde uit de
oude wasmachine.

Het liep over de schone vloer
en verdween in een ondiep putje.

Moeder kon bijna niet bij de
kraan komen.

Met grote moeite is het haar
tenslotte toch gelukt.

Vader zette de schuurdeur op
een kleine kier.

Die ondeugende jongens
nieuwsgierig naar binnen.

Hij maakte van oud hout en ijzer
een mooie kar voor zijn zoon.

Een kar met een houten stuur
om te sturen.

Aan het eind van de middag was
hij klaar.

Hij leek wel wat op een echte
racewagen.