H2 - Snelcursus Zahlen u. Uhr

Lernziele
  • Je kunt in korte gelezen teksten namen en getallen herkennen;
  • Je kunt na een korte gesproken tekst informatie over personen herhalen
  • Je kunt het in het Duits tot twintig tellen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lernziele
  • Je kunt in korte gelezen teksten namen en getallen herkennen;
  • Je kunt na een korte gesproken tekst informatie over personen herhalen
  • Je kunt het in het Duits tot twintig tellen

Slide 1 - Slide

Planung heute:
  • Quiz 

  • Singen eins - zwanzig


Slide 2 - Slide

Wat is het mannelijk lidwoord?

Slide 3 - Open question

Welk lidwoord? (de/het)
.... Kind
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quiz

Welk lidwoord? (de/het)
... Frau
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quiz

Welk lidwoord? (de/het)
.... Großvater
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quiz

Met welke woorden kun je in het Duits verwijzen?

Slide 7 - Open question

Sleep de persoonlijk voornaamwoorden naar de juiste plek
ik
jij
hij
zij
het
men
wij
jullie
zij
U
ich
du
er
sie
es
sie (mv)
ihr
wir
Sie
man

Slide 8 - Drag question

Der Mann kauft zwei Äpfel.
.... backt gerne kuchen.
A
Er
B
Es
C
Sie

Slide 9 - Quiz

Welke Duitse getallen
ken je al? (max 3 antwoorden)

Slide 10 - Mind map

3

Slide 11 - Video

00:11
1
A
ein
B
eins

Slide 12 - Quiz

00:11
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
eins
zwei
drei
vier
fünf
sechs
sieben
acht
neun
zehn
funf
seben
ein

Slide 13 - Drag question

00:45
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
elf
zwölf
dreizehn
vierzehn
fünfzehn
sechzehn
siebzehn
achtzehn
neunzehn
zwanzig
funfzehn
sechszehn
siebenzehn

Slide 14 - Drag question

  • Ich will vorbeikommen, aber ich kann nicht. 
  • Für eine Pizza brauchen wir noch Tomaten.
  • Meine Eltern erzählen, wie ich als Kind war.
  • Ich habe im Juni Geburtstag. (der)
  • Vielen Dank für das Geschenk
  • Der Kaugummi bleibt am Stuhl kleben
  • Die Sonne scheint. Das Wetter ist schön
  • Wie spät ist es? Ich habe meine Uhr vergessen.(die)
  • Babys die sprechen? Das ist ungewöhnlich.
  • Er kommt nicht, weil er Fußballtraining hat. 

  • maar
  • nodig hebben
  • vertellen
  • verjaardag
  • het cadeau
  • plakken
  • mooi
  • het horloge
  • ongewoon
  • omdat

Slide 15 - Slide

Hoofdtelwoorden 
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
eins
zwei
drei
vier
fünf
sechs
sieben
acht
neun
zehn

Slide 16 - Slide

Hoofdtelwoorden 
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
eins
zwei
drei
vier
fünf
sechs
sieben
acht
neun
zehn
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
elf
zwölf
dreizehn
vierzehn
fünfzehn
sechzehn
siebzehn
achtzehn
neunzehn
zwanzig

Slide 17 - Slide

Hoofdtelwoorden 
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
eins
zwei
drei
vier
fünf
sechs
sieben
acht
neun
zehn
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
elf
zwölf
dreizehn
vierzehn
fünfzehn
sechzehn
siebzehn
achtzehn
neunzehn
zwanzig
21
32
43
54
65
76
87
98
100
1000
einundzwanzig
zweiunddreißig
dreiundvierzig
vierundfünfzig
fünfundsechzig
sechsundsiebzig
siebenundachtzig
achtundneunzig
hundert
tausend

Slide 18 - Slide

Rangtelwoorden
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
eins
zwei
drei
vier
fünf
sechs
sieben
acht
neun
zehn
erste
zweite
dritte
vierte
fünfte
sechste
siebte
achte
neunte
zehnte
Tips:

  • -te komt achter het rangtelwoord

    Datum:
    • Am vierten August.
    • op vier augustus. (!)

    • Es ist der vierte August.
    • Het is vier Augustus. 

    Slide 19 - Slide

    NL -> DE
    eerste
    A
    erste
    B
    einten
    C
    einste
    D
    eerste

    Slide 20 - Quiz

    Rangtelwoorden
    elfte
    zwölfte
    dreizehnte
    vierzehnte
    fünfzehnte
    sechzehnte
    siebzehnte
    achtzehnte
    neunzehnte
    zwanzigste
    11
    12
    13
    14
    15
    16
    17
    18
    19
    20
    elf
    zwölf
    dreizehn
    vierzehn
    fünfzehn
    sechzehn
    siebzehn
    achtzehn
    neunzehn
    zwanzig
    Tips:
    • -ste vanaf 20


    Datum:
    • Am zwanzigsten August. 
    • op twintig augustus. (!)

    • Es ist der zwanzigste Oktober.
    • Vandaag is het twintig Oktober. 

    Slide 21 - Slide

    Welke rangtelwoorden eindigen met
    -ste?
    A
    Alle tientallen
    B
    Alle tientallen behalve tien
    C
    Alle tientallen behalve twintig
    D
    Geen, alles eindigt met -ten

    Slide 22 - Quiz

    Rangtelwoorden
    zwanzigste
    dreißigste
    vierzigste
    fünfzigste
    sechzigste
    siebzigste
    achtzigste
    neunzigste
    hundertste
    tausendste

    21
    32
    43
    54
    65
    76
    87
    98
    100
    1000
    einundzwanzig
    zweiunddreißig
    dreiundvierzig
    vierundfünfzig
    fünfundsechzig
    sechsundsiebzig
    siebenundachtzig
    achtundneunzig
    hundert
    tausend
    20
    30
    40
    50
    60
    70
    80
    90
    100
    1000

    Slide 23 - Slide

    NL -> DE
    Op dertien augustus
    A
    In dreizehnten August
    B
    Am dreizehnten August
    C
    Am dreizehnt August
    D
    Am dreizehnsten August

    Slide 24 - Quiz

    Ik kan tot twintig tellen in het Duits.
    Ja
    Nee

    Slide 25 - Poll

    Ich ... gerne in die Stadt.
    A
    gehe
    B
    gang
    C
    ginge
    D
    gehen

    Slide 26 - Quiz

    Schrijf de juiste vorm van het werkwoord:
    Ich (haben) eine Frage.

    Slide 27 - Open question