HAVO: signaalwoorden en verbanden

Nederlands: Signaalwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands: Signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les weet ik wat signaalwoorden zijn en kan ik deze vinden in een tekst of zin. 

Slide 2 - Slide

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden •Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Opsomming
  • Om te beginnen
  • ook
  • bovendien
  • en
  • daarnaast
  • vervolgens
  • verder
  • tenslotte

Slide 5 - Slide

Tegenstellend
  • maar
  • toch
  • echter
  • desondanks
  • aan de ene kant
  • daar staat tegen over 

Slide 6 - Slide

Chronologisch
  • eerst
  • daarna
  • toen
  • dan
  • eens
  • vroeger
  • nu
  • voordat 
  • ...

Slide 7 - Slide

Toelichtend
  • bijvoorbeeld
  • zo
  • als
  • zoals
  • denk aan
  • neem nou

Slide 8 - Slide


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 9 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 10 - Quiz

Lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 11 - Slide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 12 - Open question