5.2 Het huishoudboekje van de overheid

Kan de overheid dat regelen?
par 5.2 het huishoudboekje van de overheid
1 / 43
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kan de overheid dat regelen?
par 5.2 het huishoudboekje van de overheid

Slide 1 - Slide

Kan de overheid dat regelen?
  • herhaling paragraaf 1
  • uitleg paragraaf 2
  • paragraaf 2 maken

Slide 2 - Slide

5.2 Het huishoudboekje van de overheid (deel 1)

Slide 3 - Slide

leerdoelen 5.1
1. Je moet weten hoe ons land is georganiseerd
2. Je moet weten hoe de overheid invloed heeft op de economie
3. Je moet weten welke instanties de overheid advies geven en en waarover ze advies geven

Slide 4 - Slide

5.1 Stuurt de overheid de economie 
Collectieve goederen:

  • Voorzieningen die de overheid levert en betaald en waarvan iedereen gebruik kan maken
Vraag 8

Slide 5 - Slide

5.1 Stuurt de overheid de economie 
Privatiseren:
  • de overheid besteedt taken uit of draagt ze over aan particuliere bedrijven
  • Wat is er verandert in de "post" sector?
  • Waarom privatiseren?
  • Waarom niet?

Slide 6 - Slide

5.1 Stuurt de overheid de economie 
De overheid kan bij het maken van keuzes op economisch gebied informatie en/of advies krijgen van:

  • CBS


  • CPB


  • SER


CBS
  • Centraal Bureau voor de Statistiek
  • Verzamelt informatie over oa economische veranderingen
CPB
  • Centraal Planbureau
  • Onderzoekt wat de gevolgen kunnen zijn van economische beslissingen
SER
  • Sociaal Economische Raad
  • Adviseert over sociaal-economische onderwerpen
  • Bestaat uit werkgevers, werknemers en onafhankelijke deskundigen
Vraag 11
Vraag 10

Slide 7 - Slide

afronden 5.1
besprekenhuiswerk

Slide 8 - Slide

5.2 Het huishoudboekje van de overheid

Slide 9 - Slide

leerdoelen 5.2
1. je moet weten hoe de rijksoverheid aan haar inkomsten komt
2. je moet weten welke uitgaven de rijksoverheid doet
3. je moet weten hoe de gemeente aan geld komt

Slide 10 - Slide

5.2 Het huishoudboekje van de overheid 
Deze les:
  • Inkomsten gemeenten
  • Begrotingsoverschot of   begrotingstekort
  • Staatsschuld 

Slide 11 - Slide

5.2 Het huishoudboekje van de overheid (deel 1)
  • Begrotingstekort
  • Begrotingstekort
  • Begrotingsoverschot
Begrotingsoverschot
De overheid heeft meer inkomsten dan uitgaven
Begrotingstekort
De overheid heeft meer uitgaven dan inkomsten

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Inkomsten gemeenten
  • Een deel van het Rijk (Gemeentefonds)
  • Gemeentelijke belastingen en heffingen                           (denk aan: ozb, hondenbelasting, rioolheffing, afvalstoffenheffing, etc.)

Slide 16 - Slide

inkomsten gemeente

Gemeente en provinciefonds
Onroerendzaakbelasting
Rioolheffing
Afvalstoffenheffing
Hondenbelasting


uitgaven gemeente

Infrastructuur
Subsidies verlenen
Onderwijs
Sportvoorzieningen
 Aanleg bedrijventerreinen

Slide 17 - Slide

het huishoudboekje
maak opg 13
timer
1:00

Slide 18 - Slide

termen overheidsfinancien
Prinsjesdag: 3de dinsdag in september
Troonrede: voorgelezen door de Koning
Rijksbegroting : overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven
Miljoenennota: samenvatting rijksbegroting
Begrotingstekort: verwachte uitgaven zijn groter dan verwachte inkomsten
Financieringstekort= begrotingstekort - aflossingen

Slide 19 - Slide

Inkomsten Rijk

Belastingen en premies
Boetes
Aardgasopbrengsten
Winsten staatsbedrijven

Uitgaven Rijk

Uitgaven ministeries
Rente
Aflossing

Slide 20 - Slide

Directe belastingen
= belasting op inkomen winst en vermogen

-Loon en inkomstenbelasting
-Dividendbelasting
-Vennootschapsbelasting
-Successierechten
-Kansspelbelasting

Indirecte belastingen= kostprijsverhogende belastingen

- BTW
- Accijns
- Invoerrechten
-Milieuheffingen
-Motorvoertuigenbelasting
-BPM

Slide 21 - Slide

Overheidsschuld:
  • begrotingstekort
  • overheidsschuld neemt toe
  • Begrotingsoverschot
  • overheidsschuld neemt af

Slide 22 - Slide

overheidstekort
maak opg 14
timer
3:00

Slide 23 - Slide

Overheidstekort?
* Er moet geld geleend worden: gevolg: er moet rente betaald worden: dit geld kan dus niet aan iets anders worden besteed.
* Hoe komt de overheid aan geld? Ze lenen bv geld bij pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen.
* Mag dit tekort onbeperkt groot worden?
 Nee: Het tekort mag niet groter zijn dan 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp), de schuld mag niet hoger zijn dan 60 procent van het bbp. (vanuit de EU opgelegd)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

huiswerk
maak opg 15 t/m 19

Slide 26 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 27 - Slide

leerdoelen 5.2
1. je moet weten hoe de rijksoverheid aan haar inkomsten komt
: noem 5 soorten belastingen en geef aan wanneer je deze moet betalen.
2. je moet weten welke uitgaven de rijksoverheid doet
: noem de 3 grootste uitgaven.
3. je moet weten hoe de gemeente aan geld komt: noem 3 inkomstenbronnen

Slide 28 - Slide

Indirecte belastingen heten zo omdat je ze
A
meteen moet betalen
B
niet meteen hoeft te betalen
C
rechtstreeks aan de overheid betaalt
D
via een winkelier aan de overheid betaalt.

Slide 29 - Quiz

Belastingen zijn de grootste inkomstenbron van onze overheid
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

OZB staat voor
A
onaangeroerdezaak-belasting
B
onroerendezaak-belasting
C
onaangetastezaak- belasting
D
onverdrachtzaak- belasting

Slide 31 - Quiz

Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, is er een
A
begrotingsoverschot
B
begrotingsevenwicht
C
begrotingsaanbod
D
begrotingstekort

Slide 32 - Quiz

Wat is geen directe belasting
A
Inkomstenbelasting
B
Accijns
C
Vennootschapsbelasting
D
Btw

Slide 33 - Quiz

Belasting die verwerkt zitten in de prijs van een product, noem je
A
Indirecte belasting
B
Directe belasting

Slide 34 - Quiz

Belasting over inkomen, winst en vermogen is
A
Indirecte belasting
B
Directe belasting

Slide 35 - Quiz

De gemeente mag zelf belasting heffen en krijgt ook geld van de rijksoverheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Koopprijs € 210.000
WOZ-waarde € 190.000
OZB-belasting is 0,1397%
Hoeveel belasting moet je betalen?
A
293,37
B
2100
C
265,43
D
2654,30

Slide 37 - Quiz

Wat moet de werknemer van zijn brutoloon betalen?
A
BTW
B
Premie sociale zekerheid
C
Loon belasting
D
Loonbelasting en premie sociale zekerheid

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video