der-ein groep

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

dies

Der Groep 

Ein Groep 

mein

welch

kein

solch

eine

unser

alle

jed

ihr

Ein groep

woorden uit de ein groep veranderen ook van vorm

Ein is het onbepaald lidwoord, het betekent 'een' of 'één'

Andere woorden uit de ein-groep zijn: 

kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, 

(geen, mijn, jouw, zijn, haar)

unser-, euer-, ihr-, Ihr-

(onze, jullie, hun, uw)

ein - groep (1)

ein- = een

kein- = geen

mein- = mijn

dein- = jouw

sein- = zijn

ein - groep (2)

ihr- = haar

unser- = ons, onze

euer- = jullie

ihr- = hun

Ihr- = uw

Belangrijke verschillen tussen de der-groep en de ein-groep?

Zorg er dus voor dat je weet welke woorden bij de ein-groep horen en welke woorden bij de der-groep horen.

Verschil der- en ein-Gruppe:

Sleep naar de der of ein- groep

Tekst

Der- groep

ein- groep

kein

den

eine

das

keine

die

der

ein

ein-groep

	M	V	O	MV
1e	ein	eine	ein	keine
3e	einem	einer	einem	keinen +n
4e	einen	eine	ein	keine

Welke woorden horen tot de ein-groep?

1. dies-, jen-, ein-, welch-
2. manch-, kein-, ihr-, welch-
3. mein-, jed-, dein-, sein-
4. mein-, ein-, unser-, euer-

Der groep

ein-groep

manch

der

kein

jed

dein

unser

all

ihr

der-groep

ein-groep

der

kein-

dies-

die

welch-

solch-

mein-

manch-

sein-

unser-

das

jed-

all-

euer-

ihr-

dein-

jen-

Ihr-

der-groep

ein-groep

mein-

unser-

der

die (mv)

den

das

keine

ein

euer

EIN-groep

DER-groep

ihr....

euer

all..

jed..

manch..

solch..

dein

Zinsdelen
"1e = , 2e = , 3e = , 4e ="
Hoe zat dat ook alweer?

Uitlegfilmpjes

Ein-groep                                    Der-groep

unser geordneter Sekretär

Welke groep?

1. der-groep
2. ein-groep
3. nichts-groep

dieses alte Haus

Welke groep?

1. der-groep
2. ein-groep
3. nichts-groep

Welke voorzetsel past niet in de groep?

1. nach
2. auf
3. bei
4. mit

Welke voorzetsel past niet in de groep?

1. durch
2. für
3. vor
4. bis

Hast du [mijn] Schwester vielleicht gesehen?

1. mein
2. meiner
3. meine
4. meinem

Kannst du das bitte [jouw] Schwester zurück geben?

1. deine
2. deiner
3. deinem
4. dein

Ich habe [onze] Wagen (m) verkauft.

1. unser
2. unserem
3. unseren
4. unsere

[Hun] Auto (o) steht da drüben auf dem Parkplatz.

1. Ihren
2. Ihr
3. Ihre
4. Ihres

[Elk] Mensch (m) möchte respektiert werden.

1. Jede
2. Jeden
3. Jedem
4. Jeder

Kennst du vielleicht [deze] Mann?

1. diese
2. dieser
3. diesen
4. diesem