Examen 1 Veilig Pedagogisch Klimaat

Prove2Move
1 / 34
next
Slide 1: Slide
ExamenvoorbereidingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Prove2Move

Slide 1 - Slide

Prove2Move
- De examenopdrachten benaderen de beroepspraktijk zo dicht mogelijk
- Er zijn combinaties van werkprocessen gemaakt, die aansluiten op de uitvoering van het werk
- Werkprocessen worden één keer geëxamineerd op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar

- De examenopdracht laat precies zien wat er van de student wordt verwacht
- De examinering vindt plaats in de beroepspraktijk > het onderwijs met leerlingen en andere betrokkenen
- Examenopdrachten waarbij zulke contacten niet nodig zijn worden binnen Horizon College geëxamineerd > examen 3 CGI (het lintexamen)

Slide 2 - Slide

Toets- en beoordelingsvormen
De beoordeling van de examenopdracht is duidelijk voor de studenten en voor de beoordelaar en er wordt gebruik gemaakt van de methodemix

Zien               Lezen               Horen



- Horen
 






Slide 3 - Slide

Zien


Hierbij gaat het om wat de beoordelaar ziet en hoort als de student de examenopdracht uitvoert.

Slide 4 - Slide

Lezen


Hierbij gaat het om de beoordeling van een schriftelijke uitwerking, een handelingsplan, een rapportage e.d.

Slide 5 - Slide

Horen

Hierbij stelt de beoordelaar vragen over het gedrag van de student. Bijvoorbeeld: kun je de afwegingen en keuzes verduidelijken die je maakte bij de uitvoering van deze opdracht? Wanneer een bepaald plan moet worden beoordeeld gaat de beoordelaar op zoek naar de redenering die daarachter zit. Aan de hand daarvan bepaalt de beoordelaar of de student met kennis van zaken heeft gehandeld.

Slide 6 - Slide

Beoordelingscriteria
De beoordelingscriteria bepalen het niveau van de examinering. Zij zijn afgeleid van de omschrijving van het gedrag dat past bij de werkprocessen in een kerntaak. Het beoordelingsformulier laat zien welke criteria horen bij welk werkproces. Het formulier maakt ook duidelijk dat er per criterium gescoord moet worden met een 0, 1, 2, of 3. Nadat de scores bij elkaar zijn opgeteld komt het resultaat van de opdracht tevoorschijn: onvoldoende, voldoende of goed. 

Slide 7 - Slide

Examen 1 Veilig Pedagogisch Klimaat
 


B1-K1-W1 Zorgt voor een veilig pedagogisch klimaat

B1-K1-W4 Creëert een verantwoorde en stimulerende speel/leeromgeving

B1-K1-W5 Werkt samen met andere betrokkenen in de omgeving van het kind

B1-K1-W7 Evalueert haar eigen werkzaamheden



Slide 8 - Slide

Opdracht


Begeleid kinderen in een stimulerende speel-/leeromgeving en werk samen met betrokkenen.

Afnamecondities
Toetsvorm: praktijkexamen
Examentijd: maximaal twee weken
Bijzonderheden: Daar waar kinderen staat kan ook jongeren gelezen worden



Slide 9 - Slide

Uitvoering
1. Stel je op de hoogte van de ontwikkelings- en/of leerdoelen van de groep en het individuele kind
2. Stem met collega's en eventuele andere professionals de werkwijze, werkzaamheden en taakverdeling af
3. Richt de speel-/leeromgeving in
4. Begeleid de kinderen gedurende een dagdeel
5. Evalueer je werkzaamheden en schrijf een evaluatieverslag





Slide 10 - Slide

1. Stel je op de hoogte van de ontwikkelings- en/of leerdoelen van de groep en het individuele kind
- In methodisch stappenplan lichamelijke, cognitieve, sociale, persoonlijkheids en emotionele ontwikkeling beschrijven van je doelgroep
- Waar zijn de kinderen op dit moment mee bezig > gekoppeld aan de ontwikkelingsaspecten
- Doelen, voor de leerlingen, afstemmen op de uit te voeren activiteit bijv. gymles koppelen aan lichamelijk en eventueel sociale ontwikkeling
- Welk doel wil je met de kinderen bereiken? Passend bij de doelgroep. Beschrijf deze SMART 

Slide 11 - Slide

2. Stem met collega's en eventuele andere professionals de werkwijze, werkzaamheden en taakverdeling af
- Maak heel goed duidelijk wat je wil gaan doen, wanneer je het wil gaan doen, hoeveel je er voor nodig hebt (min. 1 dagdeel), hoeveel kinderen in groepje (min. 2) etc.
- Bespreek je GO-planning met zowel je beoordelaar als stagebegeleider
- Sommige criteria moeten gezien en gehoord worden om voldoende beoordeeld te worden

Slide 12 - Slide

3. Richt de speel-/leeromgeving in

zie dia 17 & dia 19

Slide 13 - Slide

4. Begeleid de kinderen gedurende een dagdeel
- Dagdeel is de ochtend of de middag
- Je mag  de activiteit meerdere keren uitvoeren met een groepje kinderen (min. 2 kinderen)
- Let goed op dat je: veilig en gezond werkt, voldoende ruimte aan de eigenheid van ieder kind biedt, zelfverzekerd overkomt, overwicht toont bij het handhaven van regels en afspraken, interacties tussen kinderen op professionele wijze begeleidt

Slide 14 - Slide

5. Evalueer je werkzaamheden en schrijf een evaluatieverslag
- Evalueer via STRAK of STARRT (zie dia 24) > maak zelf een keuze
- Je evalueert hoe alles is verlopen (proces en product), de activiteit, de voorbereiding, de afstemming etc.
- Zijn de doelen voor de kinderen behaald etc.


Slide 15 - Slide

 

B1-K1-W1 Zorgt voor een veilig pedagogisch klimaat

B1-K1-W4 Creëert een verantwoorde en stimulerende speel-/leeromgeving

B1-K1-W5 Werkt samen met andere betrokkenen in de omgeving van het kind

B1-K1-W7 Evalueert haar eigen werkzaamheden



Slide 16 - Slide

Hoe lang heb je in totaal tijd voor dit examen?
A
1 dagdeel
B
2 dagdelen
C
1 week
D
2 weken

Slide 17 - Quiz

Gedurende hoeveel tijd begeleid je een kind/groepje kinderen?
A
1 dagdeel
B
2 dagdelen
C
1 week
D
2 weken

Slide 18 - Quiz

Bij dit examen schrijf je een evaluatieverslag
Ja, klopt
Nee, dat hoeft niet
Ik weet het even niet meer

Slide 19 - Poll

B1 K1 W1 Zorgt voor een veilig pedagogisch klimaat
- Je moet kunnen benoemen/beschrijven wat een veilig pedagogisch klimaat betekent, wat het precies inhoudt en hoe dat terug te zien is op de plek waar je je examen uitvoert.
- Kom met voorbeelden waarin je kunt aantonen dat er sprake is van een veilig pedagogisch klimaat (Wat heb je er over gelezen en geleerd?).
- Kom met bewijsstuk(ken), verantwoording op papier waarin jij aantoont dat je samen met je collega’s zorgt voor een veilig pedagogisch klimaat.
- Hoe kan de beoordelaar aan jouw gedrag zien dat je rekening houdt met de voorwaarden van een veilig pedagogisch klimaat?



Wat is "pedagogisch"ook alweer?

Slide 20 - Slide

Waar denk je aan bij
"Veilig pedagogisch klimaat"?

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Video

Criteria B1 K1 W1 
1. Biedt voldoende ruimte aan de eigenheid van het kind
2. Reageert tijdig en effectief bij signalen van opvallend gedrag
3. Staat zelfverzekerd voor de groep en toont overwicht bij het handhaven van afspraken en regels
4. Begeleidt interacties tussen kinderen op professionele wijze
Voorbeelden?

Slide 23 - Slide

B1 K1 W4 Creëert een verantwoorde en stimulerende speel-/leeromgeving
Hoe ziet de ruimte eruit waarin de kinderen begeleid worden? Is de omgeving veilig, wat zijn de regels en protocollen rondom het inrichten van de ruimte? 

- Bedenk hoe je de ruimte gaat aankleden, laat zien dat je erover nagedacht hebt waar je allemaal aan denken moet bij de voorbereiding van een activiteit. 

- Houd rekening met de voorwaarden van de organisatie, welke regels gelden er, waar moet jij rekening mee houden. Toon aan dat je daar over nagedacht hebt. 

Slide 24 - Slide

Hoe ziet volgens jou een stimulerende en veilige speel-/leeromgeving eruit? Noem wat kenmerken

Slide 25 - Open question

Criteria B1 K1 W4
1. Kiest passende materialen die aansluiten bij afgesproken doelen
2. Controleert zorgvuldig of de speel-/leeromgeving veilig en passend is voor de doelgroep                         en neemt indien nodig de juiste maatregelen
3. Werkt veilig en gezond volgens de voorschriften van de organisatie
4. Onderbouwt gemaakte keuzes bij het creëren van een stimulerende speel-/leeromgeving
Hoe?
Je hebt een brede kennis van de ontwikkeling van de doelgroep waarmee je werkt. Je weet aan welke doelen er gewerkt wordt in de klas, een ontwikkelingstaak van een kleuter is bijvoorbeeld dat hij de cijfers van 1-10 kent, op, naast, in, uit, onder, boven etc. ent en uit kan leggen 

Slide 26 - Slide

B1 K1 W5 Werkt samen met andere betrokkenen in de omgeving van het kind
- Hoe verloopt de samenwerking met collega’s. Is de sfeer veilig, kan je jezelf zijn, hoe is de cultuur?

- Hoe vraag je feedback van collega’s over jouw functioneren en hoe geef je feedback? 
- Bespreek je werkzaamheden voor- en achteraf. Kijk goed van tevoren met welke collega’s je het dagdeel van je examenuitvoering samen gaat werken en hoe je ze kan betrekken bij jouw activiteiten. 

Slide 27 - Slide

Criteria B1 K1 W5
  1. Overlegt tijdig en regelmatig met relevante betrokkenen
  2. Levert een actieve bijdrage aan overleg en gesprekken met betrokkenen
  3. Werkt constructief samen om afgesproken doelen te behalen
  4. Onderbouwt hoe er rekening gehouden is met de haalbaarheid en de kwaliteit van de werkzaamheden tijdens het afstemmen met collega's
  5. Onderbouwt de bijdrage aan het opbouwen van een onderlinge band en samenwerking met collega's
  6. Onderbouwt hoe meningen, ideeën en feedback van betrokkenen invloed hebben gehad op het handelen, keuzes en samenwerking

We nemen ze samen door

Slide 28 - Slide

Criteria B1 K1 W7
1. Verzamelt volgens een passende methode relevante evaluatiegegevens over eigen werkzaamheden 
2. Trekt op basis van de evaluatiegegevens logische conclusies en formuleert realistische verbeterpunten van de eigen werkwijze
3. Onderbouwt hoe meningen, ideeën en feedback van betrokkenen invloed hebben gehad op het handelen, keuzes en samenwerking
4. Onderbouwt hoe er een realistisch beeld van de eigen werkzaamheden is gevormd naar aanleiding van de evaluatie van werkzaamheden

Slide 29 - Slide

B1 K1 W7 Evalueert haar eigen werkzaamheden
- Plan van tevoren en na afloop een evaluatiemoment in met je collega’s en vraag actief of ze je van feedback willen voorzien.
- Maak zelf een evaluatieverslag (bijv. volgens STARRT of STRAK) en besteed ruim aandacht aan wat goed ging en wat beter kon. Beschrijf wat je de volgende keer anders zou doen.
- Evalueer met je collega’s.
- Verwerk de feedback van collega’s (min. 2) in je evaluatieverslag. 



Slide 30 - Slide

STARRT & STRAK
We bekijken samen mogelijke methodes om te evalueren:


Slide 31 - Slide

Theorie bij examen

Slide 32 - Slide

Is de inhoud van examen 1 je nu duidelijk?
Ja
Redelijk
Nee

Slide 33 - Poll

Wat is er niet duidelijk?

Slide 34 - Open question