Avond na avond verzamelt dezelfde groep jongens zich onder Davids raam. Ze roken, kletsen, nemen ruimte in. De nachten van de kunstenaar worden steeds korter, maar als de buurt de overlast te veel wordt, weigert hij zich bij hun klaagzang aan te sluiten, al weet hij niet of zijn moed wordt ingegeven door angst, verlangen of opportunisme.
Want de groep ontneemt hem misschien zijn rust, David pakt ook iets van ze terug. En dat heeft desastreuze gevolgen.