Fictie deel 2

Fictie
Non-fictie
Deel 2
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Fictie
Non-fictie
Deel 2

Slide 1 - Slide

Doel
Korte herhaling:
  • Je begrijpt het verschil tussen fictie en non-fictie
  • Je weet op welke manieren je een personage kunt beschrijven
  • Je weet wat beoordelingswoorden zijn



Slide 2 - Slide

Begrippen

fictie  /  non-fictie

realistisch  / niet-realistisch

karakter

uiterlijk

onzichtbaar kenmerk

beoordelingswoord

Slide 3 - Slide

zichtbaar uiterlijk

Slide 4 - Mind map

Beschrijven van persoon

Karaktereigenschap         gedrag van een persoon, 

                                                    hoe iemand van nature is

 

Zichtbaar uiterlijk               feiten over hoe iemand eruit ziet


Onzichtbaar kenmerk       achtergrond - milieu waar je in leeft


Slide 5 - Slide

Feiten, meningen en beoordelingswoorden

  • Feit: controleerbaar -> objectief
  • Mening of standpunt: wat iemand vindt -> subjectief
     Je kunt het ermee eens of oneens zijn.
  • Een mening geef je met beoordelingswoorden:
     die vertellen wat je van iets vindt.
     Bijv. saai, beste, lelijk, grappig, leuk, goed, mooi.

Slide 6 - Slide



Wat is geen voorbeeld van een uiterlijk kenmerk?
A
groene ogen
B
blauwe plekken
C
blonde haren
D
gebroken hart

Slide 7 - Quiz



Een nieuwsbericht in de krant is ...
A
fictie
B
non-fictie

Slide 8 - Quiz



Johan Cruijf had bruin haar.
Dit is een ...
timer
0:10
A
Karaktereigenschap
B
Uiterlijk kenmerk
C
Onzichtbaar kenmerk

Slide 9 - Quiz


Een beoordelingswoord is ...
A
een feit
B
een argument
C
een mening
D
een idee

Slide 10 - Quiz


Het journaal is ...
A
Fictie
B
Realistisch
C
Niet-realistisch
D
Non-fictie

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide



Een krantenartikel in de krant De Speld is ...
A
fictie
B
non-fictie

Slide 13 - Quiz



Een voorbeeld van een onzichtbaar kenmerk is ...
A
gelovig zijn
B
blauwe ogen hebben
C
vriendelijk zijn
D
sproeten hebben

Slide 14 - Quiz

Is het doel behaald?

Slide 15 - Slide