Herhalen

Goedemorgen!
Vandaag:
1. Uitleg 
2. Opdrachten afmaken 
3. Roos van leary 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
Vandaag:
1. Uitleg 
2. Opdrachten afmaken 
3. Roos van leary 

Slide 1 - Slide

Lege gebieden
Dunbevolkte gebieden zijn:
 - te hoog
 - te droog
- te koud
- onvruchtbare bodem 
BV. tropisch regenwoud

Slide 2 - Slide

B80 Tropisch regenwoud: onvruchtbaar

Dunbevolkt door niet erg  geschikte bodem voor landbouw. Door warme + vochtige klimaat veel bodemleven = dunne humuslaag (= vruchtbare laag)

• Bewoners aangepast aan natuur door:
- stukje bos in brand te steken ->  as = vruchtbaar
- na 2 of 3 jaar: nieuw stukje bos
- oude stukje kan zich herstellen = zwerflandbouw
• Veel ontbossing voor grootschalige akkerbouw en
weidegebieden voor vee.


Slide 3 - Slide

B78 Woestijn en steppe: te droog

De mogelijkheden om in een droog gebied te bestaan zijn beperkt.
- dunbevolkt
- nauwelijks ingericht
- alleen extensieve veeteelt
 oase = plek in de woestijn waar water is

Twee manieren om aan water te komen: 
  1. Water uit de grond halen
  2. Water van ergens anders aanvoeren


Slide 4 - Slide

Water uit de grond halen

Ter plekke zelf: bronoase

Water van ergens anders aanvoeren

  1. Door een rivier: rivieroase
  2. Door pijpleidingen / irrigatiekanalen

Slide 5 - Slide

B79 Poolstreken: te koud

Poolstreken: dunbevolkt. Wel verschillen tussen Zuidpool en Noordpool.
• Antarctica: Zuidpool
 - continent met een dikke laag landijs
 - veel te koud om te leven
koudste maand: gemiddeld -70 ⁰C!

Slide 6 - Slide

B79 Poolstreken: te koud

Noordpool:
- zee met drijvend ijs
- warme zeestroom (Golfstroom) zorgt voor relatief warm water koudste maand: gemiddeld niet minder dan -40 ⁰C
Noordpoolgebied: wel bewoond vooral in de kuststrook
- Poolnacht en midzomernacht.

Slide 7 - Slide

Wat kan je zeggen over de twee kaarten?

Slide 8 - Slide

Schaalniveau
Bij het indelen in volle en lege gebieden: schaalniveau belangrijk

Beschrijven:
Groot gebied als Europa:
* West-Europa dichtbevolkt
* Noord-Europa dunbevolkt
Klein gebied als Nederland:
* West-Nederland dichtbevolkt 
* Noord-Nederland dunbevolkt




Verklaren:
schaalniveau Europa: klimaat
 schaalniveau Nederland: werkgelegenheid

Slide 9 - Slide

Veranderen van schaalniveau
De schaalniveaus zijn heel belangrijk in Aardrijkskunde. 
Lees in je leerboek het kopje: schaalniveaus

Slide 10 - Slide

Goedemorgen!
Vandaag:
1. Uitleg 
2. Opdrachten afmaken. Klaar? Zelftoets
3. Roos van leary 

Slide 11 - Slide

Roos van leary
1. Ga naar bsot.nl
2. Vul in:
Docent code: WWJ-525
Klas: B1L



Slide 12 - Slide

Goedmiddag!
Vandaag:
1. Oefenopdracht maken
2. Opdrachten afmaken / zelftoets/ herhalingsuitleg?
3. Alcarta?


Slide 13 - Slide

B59 Stijgingsregens

Bij evenaar altijd warm            Warme lucht stijgt op           koelt af                 kan minder waterdamp bevatten                    stijgingsregens 

Slide 14 - Slide

B60 Droogte
Outback en andere droge gebieden (woestijnen) liggen ten noorden of zuiden van tropen, want dalende lucht

Dalende lucht          warmt op          
kan meer waterdamp bevatten        
bewolking lost op = droog


Slide 15 - Slide

B2 aardrijkskunde: gebieden & B77 cultuur- en natuurlandschap
2 soorten landschappen:
1. Natuurlandschap: bijna niet veranderd in het landschap. Alles in de natuur: bergen, rivieren, moerrassen. Veel oorspronkelijke plantengroei/vegetatie
2. Ingerichte landschappen/cultuurlandschap: aangepast door de mens door het aanleggen van wegen, huizen en akkers.
Hoe meer mensen, hoe minder natuurlijke begroeiing, hoe meer cultuurgrond (grond voor landbouw). 

Slide 16 - Slide

Outback
In outback: Droog -> geen akkers, alleen vee. Hier extensieve veeteelt = weinig vee per hectare
In het kustgebied: akkers en vee
Hier intensieve veeteelt = veel vee per hectare
Akkerbouw met irrigatie (kunstmatige bewatering) 

Slide 17 - Slide

B49 Luchtstreken 
De temperatuurzones op aarde noem je luchtstreken.
Wiskundige begrenzing - breedtecirkels
Thermische begrenzing - isothermen

Tropen
Gematigde zone
Poolstreken
Kenmerk
Altijd warm
Niet te warm, niet te koud
Altijd koud
Breedtegraad
tussen 23½⁰ N.B. en Z.B.
23½⁰ en 66 ½⁰ N.B. en Z.B.
vanaf 66 ½⁰ N.B. en Z.B.
Grens
Keerkringen
Subtropen
Poolcirkels

Slide 18 - Slide

B51 Hoogtegordels
Hoogtegordels = zones van plantengroei in een gebergte. Door verschil in temperatuur. Vergelijkbaar met poolgebied: opeenvolgend naaldbossen, toendra en sneeuw/ijs. 

Van boven naar onder:
  1. Eeuwige sneeuw
  2. Rotsgordel
  3. Alpenweide:- boomgrens: alleen grassen, kruiden en lage struikjes
  4. Naaldboomgordel:
    - ‘s zomers < 10 ⁰C
  5. Loofboomgordel:
    - ‘s zomers > 10 ⁰C en ‘s winters > -3 ⁰C


Slide 19 - Slide

Inzoomen: het Lötschental
Vroeger:
- vee ‘s zomers naar de alpenweiden

Tegenwoordig:
 - betere bereikbaarheid
- toerisme of werk buiten het gebied - andere inrichting van het gebied
- Dubbelseizoen: toerisme in de zomer én de winter


Slide 20 - Slide

Volle gebieden
Voorbeeld: China. meer dan 100 miljoenensteden.
Shanghai: 25 miljoen mensen = bevolkingsconcentratie 

 Grote bevolkingsconcentraties in:
• De gematigde zone. Oerbos met loofbomen vooral
 omgezet in cultuurgrond: akkers, wegen, weilanden,
 woningen, fabrieken, kantoren
• De tropen. Snelle bevolkingsgroei -> ontbossing

Slide 21 - Slide

Lege gebieden
Dunbevolkte gebieden zijn:
 - te hoog
 - te droog
- te koud
- onvruchtbare bodem 
BV. tropisch regenwoud

Slide 22 - Slide

Veranderen van schaalniveau
De schaalniveaus zijn heel belangrijk in Aardrijkskunde. 
Lees in je leerboek het kopje: schaalniveaus

Slide 23 - Slide