08 Druk

1 / 39
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide


Wat is een hefboom?
A
Krachtverkleiner
B
Krachtversterker

Slide 3 - Quiz

Een hefboom heeft een punt
waar de hefboom om kan draaien.
Hoe heet dat punt?

A
het middelpunt
B
het draaipunt

Slide 4 - Quiz


A
Hefboom A
B
Hefboom B
C
Hefboom C
D
geen van alle

Slide 5 - Quiz

Je kunt de krachten op een hefboom
uitrekenen met de hefboomregel.
Wat is waar over de werkarm en
de werkkracht bij werktuigen?
A
de werkarm is klein en de werkkracht is klein.
B
De werkarm is klein en de werkkracht is groot.
C
de werkarm is groot en de werkkracht is klein.
D
de werkarm is groot en de werkkracht is groot.

Slide 6 - Quiz


Wat voor soort hefboom is dit?
A
Een dubbele hefboom
B
Een enkele hefboom

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

timer
10:00

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

timer
10:00

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide


Hoe wordt druk berekend?
A
druk = kracht x oppervlak
B
druk = kracht : oppervlak
C
druk = kracht - oppervlak
D
druk = kracht + oppervlak

Slide 27 - Quiz

Vergelijk de druk onder het blok
links met rechts. Wat is juist?
De druk van het blok op
de spons links is ........ rechts.
A
kleiner dan
B
even groot als
C
groter dan

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide


Door rijplaten...
A
wordt de druk groter.
B
verandert de druk niet.
C
wordt de druk kleiner .

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

De punaise heeft een klein
oppervlak dat contact maakt
met de muur.
Dit zorgt ervoor dat de druk...
A
groter wordt
B
kleiner wordt

Slide 32 - Quiz

De punaise heeft een groot
oppervlak dat contact maakt
met de vinger.
Dit zorgt ervoor dat de druk...
A
groter wordt
B
kleiner wordt

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide