Het verkeer in Nederland

Het verkeer
in Nederland
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het verkeer
in Nederland

Slide 1 - Slide

Hoe gaat het met jullie vandaag?
😀 🙂 😐 ☹️ 😡

Slide 2 - Slide

Start Les
Telefoons uit
Jassen aan de kapstok
schrift & pen op tafel
Klaar voor de les!

Slide 3 - Slide

Vandaag zullen we het hebben over:

Slide 4 - Slide

Filmpje
Verkeer in Hanoi

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Aan het einde van de les
1. verkeersregels en veiligheid in het verkeer

2. veilig fietsen op de weg

3. verkeersborden

Slide 7 - Slide

Filmpje Verkeer 2x
Woordjes over het verkeer
let goed op!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

de auto of het auto?
A
de
B
het

Slide 10 - Quiz

Wat zie je hier?
A
de fiets
B
de auto
C
de trein
D
de feits

Slide 11 - Quiz

Wat zie je hier?
A
de auto
B
de trein
C
de bus
D
de metro

Slide 12 - Quiz

Wat zie je?
A
het stoplicht
B
het verkeerslicht
C
de kruising
D
m&m snoepjes

Slide 13 - Quiz


Welk voertuig zie je?
A
Vliegtuig
B
Trein
C
Auto
D
Fiets

Slide 14 - Quiz

het fietspad
de vrachtwagen
de verkeersborden
de snelweg
het kruispunt
het zebrapad

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

woordenlijst
1. de stoep
2. het fietspad
3. de autoweg
4. het zebrapad

Slide 30 - Slide

herhaling

Slide 31 - Slide

3 types verkeersborden
1. Verboden -> je mag iets niet
2. gevaar -> je moet oppassen
3. gebod -> je moet iets

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

3 types verkeersborden
1. Verboden -> je mag iets niet
2. gevaar -> je moet oppassen
3. gebod -> je moet iets

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

3 types verkeersborden
1. Verboden -> je mag iets niet
2. gevaar -> je moet oppassen
3. gebod -> je moet iets

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Link

Slide 42 - Slide

opstelvlak voor fietsers

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Eenrichtingsverkeer, uitgezonderd voor fietsers (mogen wél in 2 richtingen)

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Verboden richting, uitgezonderd fietsers

Slide 47 - Slide


A
Eerst ik, dan de zwarte auto.
B
Eerst de zwarte auto dan ik.
C
Ze moeten het zelf oplossen

Slide 48 - Quiz


A
Voor de fietser, de man in de scootmobiel en de voetganger.
B
Voor de man in de scootmobiel en de voetganger.
C
Alleen voor de voetganger.

Slide 49 - Quiz


A
Dit is een verplichting, de ritser heeft voorrang.
B
Dit is niet verplicht, je hoeft de ritser niet voor te laten gaan.
C
Alleen als de ‘ritsers’ van rechts komen, moet je voorrang verlenen.

Slide 50 - Quiz


A
Uitvoegers moeten invoegers voor laten gaan.
B
Invoegers moeten uitvoegers voor laten gaan.
C
Beiden zijn verplicht de ander voor te laten gaan. In de praktijk moet men het onderling oplossen.

Slide 51 - Quiz


A
Binnen en buiten de bebouwde kom heeft de bus voorrang.
B
Buiten de bebouwde kom heeft de bus voorrang.
C
Binnen de bebouwde kom heeft de bus voorrang.
D
De bus heeft nooit voorrang en moet wachten.

Slide 52 - Quiz