- Personal- und Possesivpronomen werden erklärt und geübt
- Lesen üben
doel: jullie kunnen "naar" goed naar het Duits vertalen, jullie kennen de woorden van woordenlijst 1 Kap.3 en beheersen de gramm. en woorden van Kap. 2. Julllie kennen het verschil tussen pers. en bez. vnw.
Slide 2 - Slide
Te behalen punten pw Kapitel 2 en 3
woorden D-N 26p
woorden N-D 44p
Modalverben 13p
naamvallen/ voorzetsels/ pers. bez. vnw 36p
Plauderecke Kap. 2 9p
Schreibecke Kap. 3 8p
leestekst 14p
totaal 150p
Te behalen punten pw Kapitel 2 en 3: Gibt es noch Fragen über Kapitel 2/3?
woorden D-N 26p
woorden N-D 44p
Modalverben 15p
naamvallen/ voorzetsels/ pers. bez. vnw 25p
Plauderecke Kap. 2 (Seite 75) 9p
Schreibecke Kap. 3 (Seite 143) 8p
leestekst 14p
totaal 141p
Slide 3 - Slide
Übungsblatt Fälle und Modalverben besprechen
Auftrag 1
1. ihrer (3e vwl), einen (4e mnl.)
2. meinen (4e mnl.), meine (4e vwl.)
3. meinen (4e mnl.)
4. der (3e vwl.), einen (4e mnl.)
5. dein (1e mnl.), der (1e mnl.)
6. Dieses (1e onz.)
7. jeden (4e mnl.) -> tijdsbepaling zonder voorzetsel = 4e naamval
8. der (1e mnl.), allen Kindern (3e mv.) ein (4e onz.)
9. Die (1e vwl.), ihrer (3e vwl.), die (4e mv.)
10. den (4e mnl.)
Slide 4 - Slide
Übungsblatt Fälle und Modalverben besprechen
Auftrag 2
1. Luna mag 2. houd jij van 3. hij moet
Auftrag 3
1. möchte
2. dürfen / wollen
3. magst
4. gewusst
5. sollst
Slide 5 - Slide
Uitleg vertaling "naar
Zie ook bovenaan
blz. 160
machen: Übung hier rechts und Auftrag 44 Seite 140