C1 Repaso unidad 3

Herhaling unidad 3
- woordenschat la familia
- woorden unidad 3
- regelmatige werkwoorden kunnen vervoegen
- werkwoord tener
- bezittelijke voornaamwoorden
- klokkijken
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling unidad 3
- woordenschat la familia
- woorden unidad 3
- regelmatige werkwoorden kunnen vervoegen
- werkwoord tener
- bezittelijke voornaamwoorden
- klokkijken

Slide 1 - Slide

Vul aan met het juiste woord:
El padre de mi padre es mi ...

Slide 2 - Open question

Vul aan met het juiste woord:
La hermana de mi madre es mi ...

Slide 3 - Open question

Vervoegingen regelmatige werkwoorden
1) het hele werkwoord eindigt altijd op: -ar / -er / -ir
2) maak eerst de stam: -ar / -er / -ir er van af halen
3) de juiste vervoeging erachter zetten

Slide 4 - Slide

Regelmatige werkwoorden
(praten)
hablar
(eten)
comer
(wonen/leven)
vivir
yo
hablo
como
vivo
hablas
comes
vives
él/ella/usted
habla
come
vive
nosotros(-as)
hablamos
comemos
vivimos
vosotros(-as)
habláis
coméis
vivís
ellos/ellas/ustedes
hablan
comen
viven

Slide 5 - Slide

Mi compañera ... (estudiar) mucho.

Slide 6 - Open question

Nosotros ... (vivir) en Dordrecht.

Slide 7 - Open question

Mis padres ... (vender) su casa.

Slide 8 - Open question

Yo ... (trabajar) en un restaurante.

Slide 9 - Open question

Vosotros ... (escribir) un mail.

Slide 10 - Open question

Sus amigos ... (comer) paella.

Slide 11 - Open question

tener = hebben
yo
tengo
tienes
él/ella/usted
tiene
nosotros
tenemos
vosotros
tenéis
ellos/ellas/ustedes
tienen

Let op:

bij leeftijd ALTIJD het werkwoord tener gebruiken

Slide 12 - Slide

Vertaal: Heb je broers/zussen?

Slide 13 - Open question

Vertaal: Mijn broers zijn 16 jaar.

Slide 14 - Open question

Vertaal: Hoe oud zijn jullie?

Slide 15 - Open question

Bezittelijke voornaamwoorden
mijn
mi - mis
jouw
tu - tus
zijn / haar / uw
su - sus
ons / onze
nuestro/a/os/as
jullie
vuestro/a/os/as
hun
su - sus

Slide 16 - Slide

(ons) ... casa

Slide 17 - Open question

(hun) ... perro

Slide 18 - Open question

(haar) ... libros

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Schrijf voluit: 15:45

Slide 21 - Open question

Schrijf voluit: 13:20

Slide 22 - Open question

Schrijf voluit: 13:35

Slide 23 - Open question

deberes para el 13 de enero
1) leren woorden en frases claves unidad 3
2) leren alle grammatica unidad 3 
(doe dit door alle LessonUp lessen unidad 3 te leren!)
3) Deze les afmaken

Slide 24 - Slide