Herhalen Hoofdstuk 5 en 6 - deel twee -2021

Vandaag
Herhalen hoofdstuk 5 en 6
1 / 42
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag
Herhalen hoofdstuk 5 en 6

Slide 1 - Slide

Tijdvak 5
Tijdvak 6
De wetenschappelijke revolutie
Het absolutisme
Een wereldeconomie
De Nederlandse Opstand
1600 - 1700
1500 - 1600
De Gouden Eeuw van Nederland
De Reformatie
De Europese expansie
De renaissance

Slide 2 - Drag question

1572
1579
1581
1588
Inname van Den Briel
Unie van Utrecht
Plakkaat van Verlatinge
De Republiek der Verenigde Nederlanden

Slide 3 - Drag question

In welke twee grote groepen raakte het christendom door de Reformatie verdeeld?
A
calvinisten en christenen
B
gereformeerden en hervormden
C
protestanten en katholieken
D
katholieken en rooms-katholieken

Slide 4 - Quiz

In 1581 publiceerden de opstandige gewesten het Plakkaat van Verlating. Wat stond daar in?
A
Dat sommige Nederlandse gewesten in het zuiden van de Nederlanden Philips II voortaan niet langer als hun vorst erkenden
B
Dat de vrouw van Philips II hem ging verlaten
C
Dat Philips II de Nederlanden had verlaten en voortaan in Spanje ging wonen
D
Dat sommige Nederlandse gewesten in het noorden van de Nederlanden Philips II voortaan niet langer als hun vorst erkenden

Slide 5 - Quiz

“Ik kan niet goedkeuren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hen de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen.’ Van wie is deze uitspraak?
A
Philips II
B
Margaretha van Parma
C
Willem van Oranje
D
Karel V

Slide 6 - Quiz

1579
1581
1585
1588
1566
Beeldenstorm
Unie van Utrecht
Acte van Verlatinghe
Afsluiting Antwerpen
Uitroepen Republiek

Slide 7 - Drag question

Na de komst van de Spanjaarden stierf wel driekwart van de Indianen. Wat zijn de 3 juiste oorzaken:
a. de Spanjaarden vermoorden Indianen
b. de Indianen pleegden massaal zelfmoord
c. de indianen moesten slavenarbeid verrichten voor de Spanjaarden
d. de indianen waren bang voor de paarden van de Spanjaarden
e. de indianen kregen Europese ziekten
A
A, C en E
B
C, D en E
C
B, A en E
D
E, D en C

Slide 8 - Quiz

De Europeanen konden gemakkelijk winnen van de Indianen. Welke oorzaak is onjuist?
A
De Europeanen hadden kaarten van dat gebied en de Indianen niet
B
De Europeanen hadden vuurwapens en de Indianen niet
C
De Europeanen hadden paarden en de Indianen niet
D
De Europeanen hadden minder last van ziekten als pokken, de griep en de pest dan de Indianen

Slide 9 - Quiz

Wat hoort bij de ‘Tijd van ontdekkers en hervormers’ en boven de andere kolom ‘Tijd van regenten en vorsten’
Tijd van ontdekkers en hervormers.
Tijd van regenten en vorsten.
Beeldenstorm
Gouden eeuw
Tachtigjarige oorlog
De landbouw beleefde gouden tijden. 
WIC
Renaissance

Slide 10 - Drag question

Wat hoort bij de ‘Tijd van ontdekkers en hervormers’ en boven de andere kolom ‘Tijd van regenten en vorsten’
Tijd van ontdekkers en hervormers.
Tijd van regenten en vorsten.
Stadhouder
Stapelmarkt
Unie van Utrecht
Gewetensvrijheid
VOC

Slide 11 - Drag question

Sleep de Ontdekkers & Hervormers naar de goede plek.
Columbus
Specerijen
Erasmus
Calvijn

Amerigo Vespucci

Ontdekt per ongeluk Amerika
Dit zijn Specerijen: lang houdbare smaakmakers
Humanist en geleerde. Wilde mensen opvoeden (etiquette) en kritisch maken
God bepaalde welke mensen naar de hemel gingen
Geeft de naam aan Amerika

Slide 12 - Drag question

Lees de tekst van Hugo de Groot en kruis de 2 juiste antwoorden aan. Hugo de Groot schreef in 1609:

‘Het doel van dit geschrift is aan te tonen dat de Hollanders, dat wil zeggen de bewoners van de Republiek der Verenigde Nederlanden, het recht hebben om te handelen met wie zij willen. Het is een recht van alle staten om naar een ander land te gaan en er handel mee te drijven. Landen die dit recht aantasten, tasten een natuurrecht aan. Want de oceanen zijn alle door God gemaakt en mogen daarom door iedereen in vrijheid worden bevaren.’
A
Hugo de Groot vindt dat alleen de Nederlanders de Oceanen mogen bevaren
B
Hugo de Groot was een vriend van stadhouder Maurits
C
Hugo de Groot zegt dat de Oceanen door alle landen mogen worden bevaren
D
Hugo de Groot zegt dat alle landen recht hebben om met andere landen te handelen

Slide 13 - Quiz

Amsterdam was in de 17e eeuw een stapelmarkt. Welke zin hoort daar NIET bij?
A
De goederen werden in pakhuizen opgestapeld omdat de Nederlanders ze niet wilden verkopen
B
De goederen werden in Amsterdam in pakhuizen opgeslagen
C
Amsterdam werd het economische centrum van Europa
D
Honderden schepen voeren naar alle uithoeken van de wereld en brachten goederen naar Amsterdam

Slide 14 - Quiz

Welke zin past het beste bij het begrip ‘handelskapitalisme’?
A
Uit de landen rond de Oostzee haalden de kooplieden vooral graan
B
Het geld dat kooplieden met de handel verdienden, staken ze in bedrijven
C
Friese boeren bouwden kop-hals-romp boerderijen
D
Hollandse kooplieden handelden in Franse wijn, Engelse wol en graan uit het gebied van de Oostzee

Slide 15 - Quiz

Met welke twee werelddelen zorgde de Nederlandse WIC NIET voor de Driehoekshandel?
A
Amerika en Afrika
B
Afrika en Europa
C
Europa en Australië
D
Australië en Azië

Slide 16 - Quiz

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
VOC
B
WIC
C
Batavia
D
Kapitalisme

Slide 17 - Quiz

Welke omschrijving past het beste bij het begrip ‘wereldeconomie’?
A
De VOC en de WIC hadden een handelsmonopolie
B
Amsterdam was een belangrijke handelsstad
C
Alle delen van de wereld handelen met elkaar
D
Alleen rijke landen handelen met elkaar

Slide 18 - Quiz

In Nederland was er in de 17e eeuw meer vrijheid dan in andere Europese landen. Welke vrijheid hadden wij hier. Bij welk antwoord staan de 3 juiste antwoorden?

1. Iedereen van elk geloof kwam in aanmerking voor een baan als rechter of burgemeester
2. Vrijheid van meningsuiting
3. De vrijheid om ergens achteraf een katholieke kerk te bouwen
4. De vrijheid om een synagoge te bouwen
5. Gewetensvrijheid
A
1, 2 en 5
B
2, 3 en 5
C
1, 3 en 5
D
3, 4 en 5

Slide 19 - Quiz

Het absolutisme werkte door op verschillende terreinen. Waar hoort elk terrein bij? Sleep ze naar de juiste uitwerking van het absolutisme.
Droit divin
De koning maakt alle beslissingen.
Mercantilisme
Opbouw van een permanent leger
Politiek
Militair
Economisch
Cultureel

Slide 20 - Drag question

Welke schilders horen bij de Gouden Eeuw?
A
Rembrandt van Rijn, Frans Hals en Jozef Israëls
B
Rembrandt van Rijn, Vincent van Gogh, en Johannes Vermeer
C
Rembrandt van Rijn, Jan Steen en Piet Mondriaan
D
Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer, Frans Hals en Jan Steen

Slide 21 - Quiz

In de 17e eeuw verandert de manier waarop wetenschappers naar de wereld kijken. Welke zin is onjuist?
A
Ze geloven niet alles wat in de Bijbel en andere oude teksten staat
B
Wetenschappers leggen zich neer bij het oordeel van de kerk
C
Voortaan betekent wetenschap goed naar dingen kijken, veel uitproberen en logisch nadenken

Slide 22 - Quiz

Welke zin over de 17e-eeuwse wetenschappelijke revolutie is juist?
A
Wetenschappers gingen logisch denken en proeven doen
B
De kerk steunde wetenschappers in de nieuwe manier van denken
C
Wetenschappers namen de Bijbel als uitgangspunt van hun onderzoek
D
Wetenschappers baseerden hun conclusies op basis van de onderzoeksresultaten uit de Oudheid.

Slide 23 - Quiz

De prent past bij twee kenmerkende aspecten van de tijd van regenten en vorsten. Noem deze twee.

Slide 24 - Open question

Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
C
De wetenschappelijke revolutie
D
De protestantse reformatie en splitsing van de christelijke kerk

Slide 25 - Quiz

Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Het streven van vorsten naar absolute macht
B
‘verlicht denken’ dat wordt toegepast op alle terreinen van de samenleving
C
De opkomst van emancipatiebewegingen
D
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling

Slide 26 - Quiz

Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en wereldeconomie
B
Voortbestaan van het ancien régime en verlicht absolutisme
C
De protestantse reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
D
De democratische revoluties in westerse landen

Slide 27 - Quiz

Bij welk kenmerkend aspect (of onderdeel daaruit) past deze afbeelding het best?
A
veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’
C
De reformatie
D
Voortschrijdende democratisering

Slide 28 - Quiz

Deze afbeelding hoort bij..............
A
Tijdvak 5, 15e eeuw
B
Tijdvak 5, 16e eeuw
C
Tijdvak 6, 16e eeuw
D
Tijdvak 6, 17e eeuw

Slide 29 - Quiz

Wat past het best bij het begrip: 'moedernegotie'?
A
Noordzeehandel
B
VOC
C
Specerijen
D
Danzig (Gdansk)

Slide 30 - Quiz

Welk begrip past het best bij: 'doorbraak van een wetenschappelijke manier van denken in de 17e eeuw, waarbij de nadruk ligt op waarneming, proeven doen en logisch nadenken'
A
Renaissance
B
Wetenschappelijke revolutie
C
Verlichting
D
Humanisme

Slide 31 - Quiz

Bron: Door de slavernij
'Door de slavernij gingen Europeanen hun ras beter vinden. Mede daardoor gingen ze over tot de verovering en kolonisatie van Afrika in de 19e eeuw. Dit gevoel van meerderwaardigheid woekert nog steeds in ons midden'.

Lees bovenstaande bron. Waarover gaat deze bron?
A
over een directe oorzaak van slavernij
B
over een gevolg op kort termijn van slavernij
C
over een indirecte oorzaak van slavernij
D
over gedrag en ideeën van mensen in het verleden.

Slide 32 - Quiz

Deze opdracht gaat over een gevolg van de Europese expansie.

Wat was het gevolg van de Europese expansie voor planten en dieren?
A
Amerikaanse dieren zoals lama's en koeien werden op grote schaal naar Europa gehaald om ze hier te fokken.
B
Belangrijke Amerikaanse gewassen zoals maïs en de aardappel werden verdrongen door Europese planten.
C
Europeanen ontdekten dat Amerikaanse gewassen niet bestand waren tegen het Europese klimaat.
D
Gewassen zoals suikerriet en dieren zoals varkens en paarden werden geïntroduceerd in Amerika.

Slide 33 - Quiz


De kunstenaars van de Renaissance maakte veel gebruik van (de juiste) anatomie van mensen.

➤ Wat wordt met anatomie bedoeld?








Slide 34 - Open question


➤ Wat wordt met Reformatie bedoeld?








Slide 35 - Open question


Zo rond 1450 kwam er een andere manier om boeken te produceren.

➤ Welk voordeel heeft deze manier van produceren gehad voor o.a. Maarten Luther?








Slide 36 - Open question


Gebruik de bron
Dit beeld stelt David voor, een figuur uit de Bijbel. Dit beeld is gemaakt aan het begin van de Tijd van ontdekkers en hervormers.

➤Waarom past dit beeld zo goed bij de ideeën van de Renaissance? 


Gebruik de bron 

A
Het is een beeld dat bij een Bijbelverhaal hoort. In de Renaissance waren de Kerk, de Bijbel en het christendom belangrijker dan tijdens de Middeleeuwen.
B
Kunstenaars uit de Renaissance wilden net zulke kunst maken als kunstenaars in de Oudheid. En dit beeld ziet er uit als een écht mens, net als de beelden uit de Tijd van Grieken en Romeinen.
C
David leefde in Noord-Italië, waar de Renaissance begon.
D
David leefde in de Oudheid. In de Renaissance was er veel aandacht voor de Oudheid.

Slide 37 - Quiz

Deze vraag gaat over de Republiek der Nederlanden in het tijdvak Regenten & Vorsten.

1 De stadhouder maakte alle belangrijke beslissingen.
2 Een absoluut vorst had de macht in handen.
3 Het volk mocht stemmen in verkiezingen.
4 Rijke burgers waren heel machtig.
5 Wie uit een voorname familie kwam, kon regent worden.

Welke cijfers passen bij het bestuur van de Republiek?
A
4 en 5
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 5

Slide 38 - Quiz

Wat was er nieuw aan de wetenschappelijke
revolutie van de zeventiende eeuw?
A
observeren
B
ratio
C
waarnemen
D
experimenten

Slide 39 - Quiz

Waarom noemen we 1672 het rampjaar?
A
Engeland viel de Republiek binnen
B
De gebroeders de Witt werden vermoord door een mensenmassa
C
Duitsland viel de Republiek binnen
D
Frankrijk viel de Republiek binnen

Slide 40 - Quiz

Wie had in de Republiek de functie van legerleider?
A
De stadhouder
B
De raadspensionaris

Slide 41 - Quiz

'Handel tussen drie plaatsen, zoals tussen Afrika, Amerika en Europa'.

Welk woord hoort bij bovenstaande omschrijving?

Slide 42 - Open question