This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Oefenen Media
Slide 1 - Slide
Hoe wordt de groep mensen die bepaalt wat er in een krant, tijdschrift of programma komt ook wel genoemd?
A
Doelgroep
B
Redactie
C
Overheid
D
Zender
Slide 2 - Quiz
Je gaat een werkstuk maken over de Nederlandse politiek. Op welke website vind je de meest betrouwbare informatie?
A
Politiek.weblog.nl
B
Rijksoverheid.nl
C
Scholieren.com/werkstuk/1234
D
Spreekbeurten.info
Slide 3 - Quiz
“Op sociale media kun je zelf informatie met anderen delen.”
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
“Selectieve perceptie betekent dat je zelf kiest wat je wilt zien en wilt horen.”
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Hoe noem je het bewust of onbewust maken van keuzes bij het waarnemen?
A
Selectieve perceptie
B
Communicatie
C
Infotainment
D
Journalistiek
Slide 6 - Quiz
Stel, je bekijkt voor een werkstuk een aantal filmpjes op YouTube over de nadelen van vaccinaties. Je krijgt daarna alleen nog maar suggesties voor filmpjes die ook over de nadelen van vaccinaties gaan. Hoe wordt dit ook wel genoemd?
A
Filterbubbel
B
On demand economie
C
Selectieve perceptie
D
Social influencing
Slide 7 - Quiz
Er zijn populaire kranten en kwaliteitskranten. Wat zijn twee populaire kranten?
A
Telegraaf en AD
B
Telegraaf en Trouw
C
AD en Volkskrant
D
NRC en Volkskrant
Slide 8 - Quiz
Hieronder staan vier omschrijvingen van het begrip massacommunicatie. Welke is de juiste?
A
Massacommunicatie is het versturen van een grote hoeveelheid informatie.
B
Massacommunicatie is het zenden van een boodschap naar een groot publiek.
C
Massacommunicatie is het ontvangen van een boodschap van een grote organisatie
D
Massacommunicatie is het reageren op grote nieuwsfeiten
Slide 9 - Quiz
Wat is in het communicatieproces het medium?
A
De persoon die de informatie verstuurt
B
Het middel waarmee de informatie wordt verstuurd
C
De persoon die de informatie ontvangt
D
Iemand die in de toekomst kan kijken
Slide 10 - Quiz
Wat of wie is de ontvanger?
A
Informatie in de vorm van gedachten, gevoelens, gedrag
B
Degene die de boodschap zendt
C
Degene die de boodschap hoort, ziet, voelt
D
Gesprek, verhaal, boek, videofilm
Slide 11 - Quiz
Door de media te volgen kun je je eigen mening vormen over maatschappelijke kwesties.
A
informatieve functie
B
educatieve functie
C
meningsvormende functie
D
amuserende functie
Slide 12 - Quiz
Media zorgen voor vermaak.
A
informatieve functie
B
educatieve functie
C
meningsvormende functie
D
amuserende functie
Slide 13 - Quiz
De combinatie van informatie en amusement.
A
infotainment
B
informatieve functie
C
amuserende functie
D
educatieve functie
Slide 14 - Quiz
Wat is censuur?
A
controle vooraf van alle kranten en radiozenders
B
manier om contact te hebben met elkaar
C
mensen ongelijk behandelen
D
geweld gebruiken om mensen bang te maken
Slide 15 - Quiz
Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is een verschil? Publieke omroepen:
A
hebben als doel geld te verdienen.
B
krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten.
C
ontvangen geld van de overheid.
D
zenden geen reclame uit.
Slide 16 - Quiz
Er zijn publieke omroepen en commerciële zenders. Wat zijn twee publieke omroepen?