Linking Words - 1


Linking Words
Voegwoorden
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Linking Words
Voegwoorden

Slide 1 - Slide

Wat zijn linking words
Linking words noemen we in het nederlands voegwoorden

1. enumeration (opsomming)
2. reason (reden/verklaring)
3. examples (voorbeelden)
4. time/order (tijd / volgorde)
5. contrast (tegenstelling)
6. Sumary/conclusion (opsomming / conclusie)
7. comparison (vergelijking)
8. condition (voorwaarde)

Slide 2 - Slide

Enumeration (opsomming)
and = en
also = ook
or = of
moreover = bovendien
in addition = daarnaast
firstly..., secondly..., thirdly... = als eerste, als tweede, als derde

Slide 3 - Slide

reason (reden/verklaring)
because = omdat / want
because of = vanwege
since = sinds / aangezien
for = want / omdat
as a result = als resultaat

Slide 4 - Slide

time / order (tijdsvolgorde)
after = (daar)na
as soon as = zodra
while = terwijl
since = sinds
initially = eerste

Slide 5 - Slide

contrast (tegenstelling)
but = maar
however = echter
still = (maar) toch
(al)though = hoewel
nevertheless = desalnietemin
whereas = terwijl
yet = doch

Slide 6 - Slide

summary / conclusion (opsomming)
so = dus
in short = in het kort
consequently = bijgevolg / zodoende
therefore = daarom
to sum up = om op te sommon
in summary = samenvattend

Slide 7 - Slide

comparison (vergelijking)
as if = alsof
equally = gelijk / even
likewise = eveneens / hetzelfde
just as = net (zo) als
similarly = soortgelijk

Slide 8 - Slide

Condition (voorwaarde)
if = als
unless = tenzij
when = wanneer
provided that = op voorwaarde dat

Slide 9 - Slide

To sum up
Er zijn veel verschillende linking words met verschillende verbindingen die ze leggen.
in je boek vind je de linking words die je sowieso moet kennen

Slide 10 - Slide

Exercise 1
Choose the correct linking word

Slide 11 - Slide

Your brother is a fan of Liverpool, ...... I don't like him
A
therefore
B
and
C
although
D
unless

Slide 12 - Quiz

I like sugar in my tea, .... I don't like milk in it.
A
and
B
but
C
or
D
so

Slide 13 - Quiz

Listen to the story .... answer the questions in complete sentences.
A
and
B
because
C
but
D
or

Slide 14 - Quiz

Is it Thursday .... Friday today?
A
and
B
but
C
or
D
then

Slide 15 - Quiz

He was late .... the bus didn't come.
A
although
B
because
C
but
D
or

Slide 16 - Quiz

We were very tired .... happy after our flight to Sydney.
A
and
B
because
C
or
D
unless

Slide 17 - Quiz

They climbed the mountain .... it was very windy.
A
although
B
nor
C
or
D
so

Slide 18 - Quiz

I'll text you .... I have arrived in Toronto.
A
after
B
or
C
so
D
then

Slide 19 - Quiz

Neither my brother .... my sister own a car.
A
and
B
but
C
nor
D
so

Slide 20 - Quiz


And now you!

Slide 21 - Slide

Unit reading
Lesson 2

read: Hololens 2
highlight the linking words
Then
do assignment 5

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

moreover

Slide 25 - Open question

since

Slide 26 - Open question

for instance

Slide 27 - Open question

as soon as

Slide 28 - Open question

contrary to

Slide 29 - Open question

therefore

Slide 30 - Open question

likewise

Slide 31 - Open question

unless

Slide 32 - Open question